Turken hebben speciale rechten, moeten die in de wet?

5526

Niet veel mensen weten dat Turkse staatsburgers op grond van het Europese recht een relatief sterke rechtspositie hebben met betrekking tot toegang tot de arbeidsmarkt en het recht om hier te verblijven. GroenLinks kamerlid Linda Voortman diende een initiatief wetsvoorstel in om die speciale rechten in de wet vast te leggen. Is dit nodig?

Door Pieter Boeles

Veel in de vorige eeuw naar Nederland gekomen Turkse immigranten, hun echtgenoten en hun (klein)kinderen hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit (vaak met behoud van de Turkse nationaliteit), maar dat geldt zeker niet voor allemaal en er is nog steeds sprake van migratiebewegingen tussen Nederland en Turkije. Volgens de toelichting op het wetsvoorstel van GroenLinks verbleven in 2013 ongeveer 385.000 personen met de Turkse nationaliteit in Nederland, waarvan 82.000 met uitsluitend de Turkse nationaliteit. ‘Deze groep is aanzienlijk groter dan andere groepen vreemdelingen uit landen buiten de EU waarvan het verblijfsrecht wél in de Vreemdelingenwet 2000 is geregeld, zoals vluchtelingen (..)’, aldus de toelichting.

Waar is de sterke rechtspositie voor Turken op gebaseerd?
De speciale rechten die Turken hebben, ontlenen zij aan het Associatieverdrag, een aanvullend Protocol van 1973 en een besluit van de Associatieraad van 1980. Al in 1963 was het de bedoeling dat Turkije binnen afzienbare tijd zou toetreden tot wat nu de Europese Unie heet. Daarvan is het, na meer dan vijftig jaar, nog niet gekomen. Maar Turken hebben wel een eigen rechtspositie, die niet afhankelijk is van de Nederlandse wet. Dat geldt overigens evengoed voor de positie van Turken in andere lidstaten van de EU. De rechten van Turken ontlenen hun kracht aan de manier waarop het Hof van Justitie van de Europese Unie het Associatieverdrag heeft uitgelegd.

Wat houden die speciale rechten in?
Het systeem is, kort gezegd, dat de Nederlandse autoriteiten in het beginstadium mogen beslissen of een Turks staatsburger hier mag werken of verblijven, maar dat vervolgens stapsgewijze rechten worden opgebouwd waar Nederland niet meer aan mag tornen. Turkse werknemers krijgen geleidelijk een steeds steviger verblijfsrecht om hier te werken. Na één jaar legale arbeid mogen zij bij dezelfde werkgever blijven werken ook al zou de Nederlandse overheid anders willen. Na drie jaar legale arbeid mogen zij hetzelfde werk doen bij elke werkgever van hun keuze en na vier jaar zijn zij volledig vrij op de arbeidsmarkt. Aan het recht om te werken is automatisch een recht op verblijf verbonden. Gezinsleden van deze werknemers hebben na een aantal jaren samenwonen een haast onaantastbaar eigen recht op verblijf.

Voorts mogen verscherpingen van het vreemdelingenrecht ten aanzien van Turken veelal niet worden doorgevoerd. Om die reden mag bijvoorbeeld aan Turken geen inburgeringsplicht voorafgaande aan hun komst worden opgelegd.

Is verankering in de wet nodig?
Het wetsvoorstel brengt geen uitbreiding van de rechten maar legt de bestaande rechten vast. Men zou zich kunnen afvragen of dit nodig is, nu die rechten ook al bestaan zonder dat de Nederlandse wet ze regelt. De rechten vloeien immers direct voort uit het Associatierecht. Volgens de indiener van het wetsvoorstel is deze regeling nodig om duidelijkheid te verschaffen, onjuistheden te corrigeren en lacunes in de bestaande Nederlandse wetgeving aan te vullen.

Die rechten zijn namelijk wel sterk, maar het is moeilijk te vinden waar zij staan. Wie als Turks staatsburger precies wil weten waar hij aan toe is, moet niet alleen het Associatieverdrag en het bijbehorende protocol en besluit lezen, maar ook de meer dan 60 uitspraken van het Hof van Justitie, die als puzzelstukjes bij elkaar moeten worden gelegd. De Nederlandse wetgeving geeft hier en daar wel uitdrukking aan het Associatierecht maar die is volgens de toelichting bij het wetsvoorstel onvolledig en op een aantal punten onjuist. Rechters hebben herhaaldelijk vastgesteld dat Nederlandse wettelijke bepalingen of regels in strijd waren met het Associatierecht, aldus de toelichting op het wetsontwerp. Zonder een verankering van de hoofdlijnen van het Associatierecht blijft de kans op onjuiste toepassing bestaan.

Botsende visies op integratie
De doelstelling van het Associatierecht is de integratie van Turkse burgers en hun gezinsleden te bevorderen. De impliciete opvatting die hieraan ten grondslag ligt, is dat een duidelijk vooruitzicht op een veilige rechtspositie de integratie bevordert. Dat Turken geleidelijk een stevige rechtspositie binnen de EU landen hebben kunnen opbouwen, is met die opvatting in overeenstemming. De hedendaagse opvatting van de Nederlandse regering is precies tegenover gesteld: de verblijfsrechtelijke positie van migranten moet afhankelijk zijn van het voldoen aan integratieverplichtingen. In het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Asscher wordt beoogd integratie te bevorderen door eisen te stellen: “Voor alle nieuwkomers biedt beheersing van het Nederlands, kennis van de samenleving en betaald werk het beste perspectief op succesvolle integratie”. Over de vraag “wat is integratie” bestaat veel verschil in inzicht, zoals kan blijken uit de uiteenlopende antwoorden op deze vraag in een aflevering van 21 december 2014 van Zaman Vandaag, de Nederlandstalige versie van de Turkse online krant Zaman. Minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) zei in november 2014 te menen dat de integratie in Nederland verontrustend achterblijft. Tussen Turkije en Nederland is op dit punt een meningsverschil gebleken, waarin opmerkelijk genoeg de Europese visie op integratie van het Associatierecht geen enkele rol speelt.