Zonder Sociale zekerheidsverdrag geen uitzetting naar Marokko

3261

Op 2 april 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in twee uitspraken bepaald dat onrechtmatig in Nederland verblijvende Marokkanen zonder paspoort niet in vreemdelingenbewaring kunnen worden geplaatst, nu Marokko niet meewerkt aan hun terugkeer. Hoe zit dit precies? 

Door Elles Besselsen

Vreemdelingenbewaring
In een eerder blog over vreemdelingenbewaring is beschreven dat onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet als uiterst middel in vreemdelingenbewaring kunnen worden geplaatst enkel en alleen om (gedwongen) terugkeer voor te bereiden en uit te voeren. Zicht op uitzetting is hierbij een voorwaarde. In een ander blog over uitzetting naar Somalië is uitgelegd dat zicht op uitzetting ook kan bestaan terwijl niemand daadwerkelijk wordt uitgezet, belangrijk is dat “er een werkelijk vooruitzicht moet zijn dat de verwijdering kan slagen”. Hierbij is het mede bepalend of de autoriteiten van het land van herkomst van de desbetreffende vreemdeling voldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van de voor uitzetting benodigde documenten.

Laissez passer
Voor uitzetting van vreemdelingen zonder paspoort of geldig reisdocument is een vervangend reisdocument nodig. Wanneer vreemdelingen zo’n document zelf niet willen aanvragen of wanneer het niet lukt, kan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) namens de vreemdeling een zogenoemd laissez passer aanvragen. Dit document, dat wordt afgegeven door de ambassade of consulaat van het land van herkomst van de vreemdeling, maakt het mogelijk eenmalig terug te reizen naar dat land.

Het verschilt per land hoe wordt omgegaan met de uitgifte van een laissez passer. Een aantal diplomatieke vertegenwoordigers, waaronder die van Marokko, wil vooraf een persoonlijk gesprek met de vreemdeling om er zeker van te zijn of de persoon in kwestie ook werkelijk uit het betreffende land komt. Dit wordt “presentatie in persoon” genoemd.

De uitspraken
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 2 april 2015 in twee uitspraken vastgesteld dat de Marokkaanse autoriteiten sinds 14 oktober 2014 geen laissez passer meer afgeven en dat ook al enige tijd geen presentaties in persoon meer plaatsvinden. Dat is het gevolg van een politiek besluit. De Marokkaanse autoriteiten hebben op 9 december 2014 bij de staatssecretaris “concreet en zonder voorbehoud te kennen gegeven dat de reden is gelegen in het voornemen tot opzegging van het [Sociale zekerheids-]verdrag.” De Afdeling erkent dat de staatssecretaris zich inspant om de Marokkaanse autoriteiten desondanks te laten meewerken aan de gedwongen terugkeer naar Marokko maar oordeelt tevens dat onduidelijkheid bestaat over de inhoud van de gevoerde gesprekken en over de termijn waarop die eventuele medewerking zou plaatsvinden. Volgens de Afdeling bestaan daarom “geen concrete aanknopingspunten die de verwachting rechtvaardigen dat Marokkaanse vreemdelingen op korte termijn wederom gedwongen kunnen worden uitgezet naar Marokko”. Het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko ontbreekt dus sinds 9 december 2014. In beide uitspraken, beslist de Afdeling dat de opgelegde maatregel van bewaring onrechtmatig is.

Sociale zekerheidsverdrag
Nederland en Marokko hebben in 1972 het Sociale zekerheidsverdrag gesloten. Dit verdrag regelt onder meer de overdracht van arbeidsongeschiktheids-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen, kinderbijslag en kindgebonden budget van Nederland naar Marokko. Nederland wil het verdrag aanpassen onder meer om de export van kinderbijslag en kindgebonden budget te kunnen beëindigen. Ook wil Nederland het ‘woonlandbeginsel’ doorvoeren in het verdrag. Dit betekent dat de hoogte van de uitkeringen – net als voor andere landen buiten de EU – aangepast kan worden aan de levensstandaard in Marokko. Maar de onderhandelingen met Marokko over wijzigingen van het verdrag sinds mei 2013 hebben niet tot overeenstemming geleid. Marokko vindt het voorstel discriminerend en schadelijk ten aanzien van de verworven rechten van de uitkeringsgerechtigden.

Nederland probeerde – op grond van de in 2012 in werking getreden Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid– al vaker lagere bedragen uit te keren maar de rechter besliste telkens dat dit in strijd is met artikel 5 van het Sociale zekerheidsverdrag. In oktober 2014 heeft het kabinet besloten het verdrag met Marokko eenzijdig op te zeggen per 1 januari 2016. Na buitenwerkingtreding van het verdrag worden geen nieuwe uitkeringen meer geëxporteerd naar Marokko. Het recht op AOW en bestaande uitkeringen blijft behouden maar de kinderbijslag en het kindgebonden budget voor kinderen die in Marokko wonen, worden – binnen zes maanden – geheel beëindigd.

Gevolgen opzegging verdrag
De geschatte besparing door de opzegging van het verdrag ligt grofweg tussen 7 en 9 miljoen euro per jaar. Minister Asscher heeft aangegeven dat het vooral een principiële kwestie is. Het eenzijdig opzeggen van het verdrag zal ook gevolgen kunnen hebben voor de relatie en samenwerking met Marokko op verschillende terreinen, zo wordt overwogen in de Motie van Toelichting bij het wetsvoorstel ‘opzegging sociale zekerheidsverdrag Marokko’. Het niet meewerken aan de terugkeer van onrechtmatig in Nederland verblijvende Marokkanen blijkt nu een concreet gevolg op het terrein van migratie.