Bewijs van minderjarigheid in de asielprocedure: eisen aan leeftijdsonderzoeken

930

Op 6 maart 2025 constateerde het Europese Hof voor de Rechten Mens op basis van artikel 8 EVRM dat de Belgische procedure om de minderjarigheid van een vluchteling vast te stellen onzorgvuldig was geweest. Welke eisen stelt het EHRM aan het doen van leeftijdsonderzoek? En hoe gaat dit onderzoek in Nederland?

Door Nadia Ismaïli*

De feiten
De zaak betrof F.B., een Guinese staatsburger die in augustus 2019 naar België kwam en daar een asielverzoek indiende. Hierbij gaf zij aan 16 jaar te zijn, en om dit te staven had ze een niet-gelegaliseerde kopie van haar geboorteakte getoond. De medewerker van de vreemdelingendienst had twijfels over de gestelde leeftijd en heeft om nader medisch onderzoek verzocht. Hierbij werd aangegeven dat toestemming van F.B. voor het betreffende onderzoek was verkregen. Aan het Hof heeft F.B. echter verklaard geen toestemming te hebben gegeven én er niet van op de hoogte te zijn geweest dat zij botonderzoek mocht weigeren. België betoogde dat F.B. tijdens het interview een informatieformulier – opgesteld in het voor haar begrijpelijke Frans – over het leeftijdsbeoordelingsproces had gekregen. F.B. heeft vervolgens in het ziekenhuis een drievoudige bottest ondergaan, bestaande uit hand- en pols-, sleutelbeen- en gebitsfoto’s. Experts concludeerden vervolgens dat ze 21,7 jaar oud was. F.B. is later door een medewerker van het voogdijkantoor – die minderjarigen bijstaat – ondervraagd over haar leeftijd en identiteit. F.B. stelt pas tijdens dit interview te hebben begrepen dat twijfels over haar leeftijd bestonden en heeft vervolgens aanvullende documentatie over haar geboortedatum aangeleverd. Het voogdijkantoor vond dat deze documenten geen bewijskracht hadden omdat ze niet waren gelegaliseerd. De leeftijdsbeoordeling op basis van het botonderzoek kreeg voorrang boven de documentatie. Het recht van F.B. op bijstand van het voogdijkantoor werd in september 2019 van rechtswege beëindigd en ze werd overgebracht naar een centrum voor volwassenen. F.B. is later erkend als vluchteling.

De uitspraak
Het Hof stelt dat het van groot belang is dat ter bescherming van het recht op privéleven in artikel 8 EVRM informatie over het proces van een leeftijdsonderzoek wordt gegeven, en dat vrije en geïnformeerde toestemming van patiënten voor medische procedures wordt verkregen. Het ontbreken daarvan kan een schending van de fysieke integriteit opleveren. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat het vermoedelijk een alleenstaande minderjarige betreft die internationale bescherming zoekt, en die in die fase nog niet wordt bijgestaan door een advocaat.

Het Hof concludeert in de uitspraak dat het recht op privéleven van F.B. is geschonden en geeft daarvoor twee redenen. Ten eerste wordt in het informatieformulier van de Belgische autoriteiten niet gesproken over de noodzaak tot toestemming, maar alleen over de mogelijkheid een “mening over de kwestie te uiten” en de mogelijkheid om een definitieve beslissing aan te vechten. De toestemming van F.B. werd ook niet vermeld in de beslissing waarbij haar recht op ondersteuning als niet-begeleide minderjarige vreemdeling werd beëindigd. Daarnaast, zo stelt het Hof, geldt dat gezien de invasieve aard van de behandeling, deze alleen mag worden ingezet als laatste redmiddel, als andere middelen geen uitsluitsel kunnen bieden. Door de Belgische autoriteiten waren de botonderzoeken juist direct na het interview uitgevoerd. Zo staat het ook in de Belgische wet. Pas nadat de onderzoeken hadden plaatsgevonden werd F.B. geïnterviewd door een voogdijmedewerker, waarbij vragen werden gesteld over haar huwelijkse status, familiesituatie, leefomstandigheden in herkomstland, onderwijs. Deze vragen hadden volgens het Hof juist in een eerste interview duidelijkheid kunnen scheppen over haar leeftijd.

Het Hof laat zich niet uit over de betrouwbaarheid van botonderzoek, dat volgens het Hof onderwerp van discussie blijft, of over de vraag of al dan niet terecht van de meerderjarigheid van F.B. is uitgegaan. Het Hof stelt dat in dit geval het besluitvormingsproces dat heeft geleid tot de beslissing F.B. haar bescherming als alleenstaande minderjarige te ontzeggen met onvoldoende waarborgen omkleed was.

De leeftijdsschouw en het leeftijdsonderzoek in Nederland
Ook in Nederland wordt bij twijfels over de minderjarigheid onderzoek naar de leeftijd uitgevoerd. Het wettelijke kader en het proces aan de hand waarvan dit gebeurt worden uiteengezet in een Werkinstructie van de IND. Op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet is het aan de vreemdeling om zijn identiteit aan te tonen, maar voor de IND is er wel een samenwerkingsplicht. Niet alleen op basis van de uitspraak in de zaak F.B. maar ook op grond van het IVRK en eerdere rechtspraak van het EHRM en het Hof van Justitie van de Europese Unie geldt dat bij twijfel een vermoeden van minderjarigheid geldt. Als dit niet zo is bestaat namelijk het risico op schending van  nationale, Europese en internationale inhoudelijke en procedurele regels ter bescherming van de rechten van het kind.

De leeftijdsschouw en het leeftijdsonderzoek worden geregeld in de Vreemdelingencirculaire. Iedere alleenstaande minderjarige vreemdeling die zijn minderjarigheid niet kan aantonen met bewijsmiddelen wordt geschouwd. Een schouw wordt sinds 1 januari 2025 uitgevoerd door medewerkers van de nieuwe Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA) of de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de IND. Zij beoordelen in twee sessies afzonderlijk van elkaar of sprake is van evidente meer- of minderjarigheid of dat nog twijfel bestaat. Bij deze beoordeling wordt gekeken naar uiterlijke kenmerken (o.a. haargroei, zichtbare adamsappel, rimpels), het gedrag, afgelegde verklaringen en eventuele andere relevante omstandigheden. Er wordt onder andere gevraagd naar school/opleiding, documenten en (leeftijden van) familieleden zoals ouders en broers en zussen. Stichting Nidos, een Nederlandse organisatie die de belangen van minderjarige alleenstaande asielzoekers vertegenwoordigt, wordt geïnformeerd over de planning zodat zij als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige bij de schouw aanwezig kunnen zijn. Bij evidente minder- of meerderjarigheid wordt een vreemdeling als zodanig geregistreerd.

Naast de schouw wordt ook onderzocht of de vreemdeling staat geregistreerd in Eurodac, een centrale databank waarin de vingerafdrukken van vreemdelingen, waaronder asielzoekers  worden opgeslagen, of in het EU-Visuminformatiesysteem (EUVIS). In oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld dat Nederland niet zonder meer, met toepassing van het ‘interstatelijk vertrouwensbeginsel’, mag uitgaan van eerdere leeftijdsbepalingen van een ander EU-land. Het voordeel van de twijfel principe, zoals vastgelegd in het EU-recht en het VN-kinderrechtenverdrag, moet volgens de Afdeling leidend zijn. Wel mag de leeftijdsregistratie in een andere lidstaat door de IND bij het vaststellen van de leeftijd worden betrokken. Als de schouw en de registratie beiden minder- of meerderjarigheid aantonen, mag daarvan worden uitgegaan.

Als geen sprake is van evidente meer- of minderjarigheid na de schouw en ook nog twijfel bestaat na het Eurodac/EUVIS onderzoek kan een leeftijdsonderzoek plaatsvinden. Hierbij worden foto’s gemaakt van groeischijven uit hand- en pols- en sleutelbeengebied. Een arts beoordeelt of de mate van uitrijping van de groeischijven past bij de door de vreemdeling opgegeven leeftijd. Voor dit onderzoek moet toestemming worden gegeven. Als de vreemdeling het verzoek om leeftijdsonderzoek intrekt of niet meewerkt aan het onderzoek, neemt de IND aan dat de vreemdeling meerderjarig is en wordt de vreemdeling als zodanig geregistreerd.

Kritiek op uitvoering leeftijdsschouw en -onderzoek
Op de uitvoering van de leeftijdsschouw en het leeftijdsonderzoek wordt al jaren kritiek geuit. Deze kritiek richt zich enerzijds op het invasieve privacy schendende karakter van dergelijke onderzoeken, en anderzijds op de gebrekkige wetenschappelijke basis en betrouwbaarheid van leeftijdsonderzoek. Zo wordt de vraag gesteld of kinderen wel altijd in staat zijn om de aard en de reden van het verzoek te begrijpen en dus of daadwerkelijk gesproken kan worden van ‘geïnformeerde toestemming’. Maar ook zijn vragen over de betrouwbaarheid, zo kan de uitkomst van het onderzoek erg verschillen afhankelijk van etniciteit en sociaal-economische factoren, maar ook persoonlijke ervaringen van asielzoekers, waaronder stress, kunnen de betrouwbaarheid van de uitkomsten beïnvloeden. Diverse auteurs en organisaties, waaronder Defence for Children (DfC), stellen dat leeftijdsonderzoek alleen hoort te worden uitgevoerd door een multidisciplinair team met expertise op het gebied van de etnische en culturele achtergrond van de betreffende jongere. Bij de leeftijdsbepaling moeten alle fysieke, ontwikkelings-, psychologische, culturele en omgevingsfactoren worden meegewogen. Van belang is dat er aandacht is voor kinderrechten, zoals de waarborgen zoals genoemd in General Comment nr. 23, en het principe van het voordeel van de twijfel.

Ook in de rechtspraak bestaat discussie over de rol van leeftijdsonderzoeken. Zo oordeelde de rechtbank Roermond dat de schouw geen multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek is dat wordt verricht door deskundigen met een specifieke deskundigheid op het gebied van minderjarigen van verschillende etniciteit en die zich in een vluchtsituatie bevinden. Denk hierbij aan  orthopedagogen, gedragswetenschappers, psychologen, biologen, antropologen en artsen. Bovendien kunnen, zelfs wanneer meerdere deskundigen bij het onderzoek zouden worden betrokken, door de korte duur van de schouw en de onderzoeksetting volgens de rechtbank nog steeds geen conclusies worden getrokken over de biologische leeftijd van de vreemdeling. Volgens de rechtbank wordt onvoldoende gewaarborgd dat de schouw in een kindvriendelijke setting en op een kindvriendelijke wijze plaatsvindt. De rechtbank vindt daarnaast dat de schouw met onvoldoende waarborgen is omkleed om de geloofwaardigheid van de verklaringen van de gestelde minderjarige te beoordelen. Volgens de rechtbank kunnen op grond van tijdens een schouwgehoor waargenomen gedragingen of op basis van het uiterlijk van de vreemdeling geen betrouwbare uitspraken worden gedaan over de biologische leeftijd van de vreemdeling. Er is volgens de rechtbank onvoldoende duidelijk hoe de verschillende elementen worden afgewogen. De rechtbank Arnhem en de rechtbank Haarlem kwamen eind 2024 tot oordeel dat te snel uit was gegaan van de conclusies van het leeftijdsonderzoek in Zwitserland en Spanje en dat deze konden worden overgenomen bij de leeftijdsbepaling van alleenstaande door Nederland.

Blik op de toekomst
Op 14 maart 2025 heeft de Afdeling zitting gehouden in twee hoger beroep zaken – waaronder de bovengenoemde zaak van de rechtbank Roermond – waarin is ingegaan op de vraag of de leeftijdsschouw een betrouwbaar en geschikt instrument is voor leeftijdsonderzoek bij gestelde minderjarigheid. Ook is ingegaan op de vraag welke eisen kunnen worden gesteld aan de conclusie van een leeftijdsschouw en welke gevolgen de schouw heeft voor nader onderzoek naar de leeftijd, wanneer de conclusie niet eenduidig is. Deze uitspraken zullen hopelijk meer inzicht bieden in de waarde die in Nederland aan de leeftijdsbeoordeling mag worden verbonden en zullen in een volgend blog worden besproken.

*Nadia Ismaïli is als universitair docent verbonden aan het Molengraaff Instituut voor Privaatrecht en is onderzoeker bij UCERF (Utrecht Centre for European Research into Family Law).