Hof van Justitie over nareis en kindhuwelijken

3712

Op 17 november 2022 oordeelde het Hof van Justitie dat gezinshereniging van een moeder bij haar alleenstaande minderjarige dochter in België niet mag worden afgewezen om de reden dat de minderjarige dochter is getrouwd. Verblijfblog bespreekt de betekenis van kindhuwelijken bij verzoeken tot gezinshereniging.

Door Nadia Ismaïli

Op grond van de Gezinsherenigingsrichtlijn hebben familieleden van erkende vluchtelingen het recht op gezinshereniging. Dit wordt wel nareis genoemd. Gezinshereniging staat op grond van de artikelen 9-12 Gezinsherenigingsrichtlijn open voor de leden van het kerngezin, dat wil zeggen de echtgenoot/partner en de minderjarige kinderen van de erkende vluchteling. Nareis is daarnaast op grond van artikel 10 lid 3 Gezinsherenigingsrichtlijn ook mogelijk voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, dus minderjarige vreemdelingen die zonder ouders of wettelijke vertegenwoordigers asiel hebben aangevraagd. Zij hebben het recht herenigd te worden met hun ouders of wettelijk vertegenwoordiger (zie hierover ook de blogs Kabinetsplannen beperking gezinshereniging van vluchtelingen en Nareis: Minderjarige wordt juridisch niet ouder in procedure).

De prejudiciële vraag
Deze uitspraak betrof een gezinsherenigingsaanvraag van een alleenstaande minderjarige dochter in België met een moeder die zich nog in Libanon bevond. Deze dochter was in 2016 op vijftienjarige leeftijd getrouwd in Libanon met een partner met een geldig Belgisch verblijfsrecht. In 2017 vertrok zij naar België. Daar werd aan haar een voogd toegewezen, omdat zij als een alleenstaande minderjarige vreemdeling werd beschouwd. Haar huwelijksakte werd door België niet erkend omdat het een kindhuwelijk betrof, wat volgens België onverenigbaar is met de openbare orde. In datzelfde jaar diende de minderjarige een asielaanvraag in, die werd toegekend. De daaropvolgende nareisaanvraag van haar moeder werd afgewezen. De Belgische minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Asiel en Migratie stelde dat het kerngezin dat in aanmerking komt voor nareis bestaat uit de echtgenoten en de ongehuwde minderjarige kinderen. De minderjarige dochter behoorde volgens de minister, vanwege haar huwelijk, dat geldig was in het land waar het was aangegaan, niet meer tot het kerngezin van haar ouders. Tegen deze afwijzing ging de moeder in beroep. De Belgische rechter stelde vervolgens aan het Hof van Justitie de vraag of een minderjarige ongehuwd moet zijn om voor het recht op gezinshereniging in aanmerking te komen.

De uitspraak
Het Hof stelt allereerst dat de Gezinsherenigingsrichtlijn nergens vastlegt dat de burgerlijke staat, dus of de aanvrager gehuwd is of niet, van belang is. Zo noemt artikel 10 lid 3 Gezinsherenigingsrichtlijn niet dat de minderjarige vluchteling ongehuwd moet zijn. Daarnaast worden in de bepaling die de alleenstaande minderjarige definieert alleen de termen ‘alleenstaand’ en ‘minderjarig’ genoemd. Deze definitie bevat kortom geen verwijzing naar de burgerlijke staat van de minderjarige en bepaalt dus niet dat de minderjarige ongehuwd moet zijn om als een alleenstaande minderjarige te kunnen worden beschouwd.

Daarbij is het volgens het Hof relevant dat als een ouder wil worden herenigd met zijn minderjarige kinderen de Gezinsherenigingsrichtlijn wél voorwaarden stelt met betrekking tot burgerlijke staat van die kinderen. Als zij zijn getrouwd, en daarmee een eigen gezin zijn begonnen, komen zij op grond van de richtlijn niet meer voor hereniging bij hun ouder in aanmerking. Dat een dergelijke voorwaarde niet is genoemd in het geval van een alleenstaande minderjarige die wil worden herenigd met zijn of haar ouders, lijkt volgens het Hof te wijzen op de intentie van de wetgever om deze vorm van nareis niet te beperken tot ongehuwde alleenstaande minderjarige vluchtelingen. Daarbij noemt het Hof dat alleenstaande minderjarige vluchtelingen zich in een bijzonder kwetsbare positie bevinden en dat gezinshereniging daarom moet worden bevorderd.

Tot slot gaat een uitleg die gezinshereniging alleen toestaat voor ongehuwde minderjarige vluchtelingen volgens het Hof in tegen de doelstelling van de Gezinsherenigingsrichtlijn om bijzondere bescherming te bieden aan vluchtelingen en in het bijzonder alleenstaande minderjarigen. Het Hof maakt hierbij duidelijk dat het huwelijk de kwetsbaarheid van minderjarigen niet vermindert. In tegendeel, het huwelijk kan volgens het Hof bij jonge meisjes juist wijzen op blootstelling aan de ernstige vorm van geweld die kindhuwelijken en gedwongen huwelijken inhouden. Daar komt bij dat de burgerlijke staat van alleenstaande minderjarige vluchtelingen vaak moeilijk vast te stellen is, met name in het geval van vluchtelingen uit landen die geen betrouwbare officiële documenten kunnen afgeven. Het niet koppelen van het recht op gezinshereniging aan de huwelijkse status van een minderjarige vluchteling bevordert volgens het Hof daarmee ook de beginselen van gelijke behandeling en rechtszekerheid, want op die manier hangt het recht op gezinshereniging niet af van de administratieve mogelijkheden van het land van herkomst van de vluchteling.

Tegengaan kindhuwelijken in Nederland
Net als in België zijn kindhuwelijken sinds 2015 in Nederland in het geheel niet toegestaan.Voor 2015 waren er verschillende uitzonderingen in de wet opgenomen voor het sluiten van een huwelijk bij minderjarigheid in Nederland. Zo konden zestien- of zeventienjarigen, in het geval van een zwangerschap of bevalling met elkaar trouwen. Daarnaast kon de minister van Veiligheid en Justitie als sprake was van gewichtige redenen, ontheffing verlenen van het verbod te mogen trouwen. Gewichtige redenen konden bijvoorbeeld worden aangenomen in de situatie dat één van de (of beide) partners ernstig ziek was (waren) en er geen kans op genezing was. Daarnaast konden echtgenoten met een buitenlandse nationaliteit in Nederland trouwen op een leeftijd jonger dan achttien jaar als dit was toegestaan volgens het recht van hun nationaliteit en erkende Nederland buitenlandse huwelijken van minderjarigen vanaf vijftien jaar als ze legaal waren gesloten in het herkomstland.

In de periode 2013-2015 was er publieke aandacht voor kindhuwelijken, mede naar aanleiding van een zaak waarbij de politie zou hebben bemiddeld bij een kindhuwelijk en berichten over de komst van Syrische kindbruiden naar Nederland. De overheid liet onderzoek doen waaruit bleek dat er in Nederland inderdaad sprake was van zowel in Nederland als in het buitenland gesloten kindhuwelijken. Op 5 december 2015 is daarom versneld de Wet tegengaan huwelijksdwang in werking getreden. Met deze wet is er een algeheel verbod gekomen op de mogelijkheid te trouwen voordat de achttienjarige leeftijd is bereikt. Ook worden in het buitenland gesloten huwelijken die zijn gesloten voordat beide echtgenoten de achttienjarige leeftijd hebben bereikt in Nederland niet langer erkend.

De redenen voor het invoeren van de Wet tegengaan huwelijksdwang met daarin een aanscherping van de regelgeving ten aanzien van kindhuwelijken was dat volgens de wetgever mensen op jonge leeftijd hun leven nog niet geheel zelf vorm kunnen geven en (financieel) kwetsbaarder zijn, waardoor zij moeilijker weerstand kunnen bieden aan de druk van de familie/omgeving. Daarnaast gold dat minderjarigen hun beschermde positie verloren omdat zij door het huwelijk meerderjarig werden. Binnen Nederland was brede steun voor deze wijziging, zo bleek uit onder andere een advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.

Gevolgen kindhuwelijken voor nareis
In 2019 is de Wet tegengaan huwelijksdwang door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) geëvalueerd. Wat de huwelijkssluiting in Nederland betreft, zijn geen problemen gesignaleerd bij toepassing van de minimum huwelijksleeftijd van achttien jaar. Ook bij de weigering om buitenlandse kindhuwelijken te erkennen zijn geen toepassingsproblemen gesignaleerd. Wel is het zo dat informele huwelijken (dat wil zeggen niet-burgerlijke huwelijken zoals bijvoorbeeld religieuze huwelijken) door dit wettelijke kader niet voorkomen kunnen worden en hier in de praktijk weinig zicht op is. Daarnaast worden in het buitenland nog veelvuldig kindhuwelijken gesloten.

Dat in Nederland kindhuwelijken zonder uitzondering zijn verboden heeft verschillende gevolgen voor nareisaanvragen van vluchtelingen. Uit de uitspraak van het Hof van Justitie blijkt dat een in Nederland niet-rechtsgeldig kindhuwelijk niet in de weg staat aan nareisaanvragen voor ouders van alleenstaande minderjarige vluchtelingen. Waar het gaat om nareisaanvragen voor echtgenoten geldt dat als het buitenlandse huwelijk niet wordt erkend, in Nederland geen verblijfsrecht kan worden ontleend aan de huwelijkse staat. Dat betekent dat een kindbruid mogelijk alleen in het buitenland achterblijft omdat zij geen toestemming krijgt Nederland in te reizen voor verblijf bij haar echtgenoot. Andersom kan het zijn dat een echtgenoot geen toestemming krijgt Nederland in te reizen bij zijn kindbruid. De minderjarige zal in het geval zij alleenstaand is, in Nederland onder voogdij worden geplaatst van Stichting Nidos, net zoals in het geval als waar de uitspraak van het Hof van Justitie betrekking op heeft. In het geval dat er al kinderen zijn geboren uit het kindhuwelijk dat door Nederland niet wordt erkend, kan dit tot gevolg hebben dat ook de ouder-kind relatie niet wordt erkend waardoor niet alle gezinsleden bij elkaar kunnen wonen.

Wel is het zo dat het huwelijk alsnog ingeschreven kan worden bij het bereiken van de meerderjarigheid (zie artikel 10:32 BW). De vorige Minister van Rechtsbescherming Sander Dekker was voornemens om in de wet te regelen dat een kindhuwelijk nooit erkend moet kunnen worden, ook niet bij het bereiken van de meerderjarigheid. Hier zijn kritische adviezen over uitgebracht door de Staatscommissie voor het Internationaal Privaatrecht en door de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). Uit deze adviezen volgt dat het voorstel op gespannen voet staat met het beginsel in internationaal privaatrecht om buitenlandse huwelijken zoveel mogelijk te erkennen om zo hinkende rechtsverhoudingen (wel getrouwd in land A, en niet in land B) te voorkomen. Daarnaast heeft een absoluut erkenningsverbod ook nadelige gevolgen voor kindhuwelijken die wel uit vrije wil zijn aangegaan en maakt het scheidingen lastig. Minister Dekker heeft het overgelaten aan het huidige kabinet dit voornemen op te pakken, dat is tot op heden niet gebeurd. Vooralsnog kunnen nareisaanvragen voor echtgenoten daarmee ingediend worden nadat bij het bereiken van de achttienjarige leeftijd het huwelijk alsnog wordt geregistreerd.