Leefgeld voor vluchtelingen uit Oekraïne én andere landen

8918

Op 21 maart maakte het kabinet de hoogte van het leefgeld aan vluchtelingen uit Oekraïne bekend. Hoeveel geld krijgen zij, hoe verhoudt dat zich tot de verstrekkingen die asielzoekers ontvangen en waar is dat laatste bedrag eigenlijk op gebaseerd?

Door Lieneke Slingenberg

Op 21 maart schreven de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen aan de Tweede Kamer dat zij werken aan een regeling voor de uitkering van leefgeld aan vluchtelingen uit Oekraïne. Volgens de bewindslieden is het uitgangspunt hierbij dat ‘de opvang en het leefgeld gelijkwaardig zijn aan de verstrekkingen die aangeboden worden aan asielzoekers en vergunninghouders die verblijven bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA).’ Dat lijkt op het eerste gezicht ook het geval. Maar een gedetailleerde vergelijking laat zien dat er twee belangrijke verschillen zijn tussen het aangekondigde leefgeld voor vluchtelingen uit Oekraïne en vluchtelingen uit andere landen.

Verschil met verstrekkingen voor asielzoekers: hoogte
Een eerste verschil betreft de hoogte van het leefgeld. Voor vluchtelingen uit Oekraïne die verblijven in gemeentelijke opvang zal de hoogte circa 60 euro per persoon per week bedragen, waarbij de toelage voor voedsel € 46,97 en de toelage voor kleding en andere persoonlijke uitgaven € 12,95 zal zijn. Dat is inderdaad hetzelfde bedrag als een alleenstaande volwassen asielzoeker in Nederland krijgt (zie artikel 14 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Maar voor vluchtelingen uit Oekraïne geldt dit bedrag ook voor kinderen en is het bedrag onafhankelijk van de grootte van het huishouden, aldus de bewindslieden. Asielzoekers krijgen een lager bedrag voor voeding voor kinderen (38,92 per week). Het bedrag voor voeding wordt bovendien lager bij een driepersoonshuishouden (37,59 voor volwassenen en 31,15 voor kinderen) en voor een huishouden van vier of meer personen (32,90 voor volwassenen en 27,23 voor kinderen). Dit betekent dus dat een alleenstaande ouder met twee kinderen in een asielzoekerscentrum 138,74 euro per week ontvangt, terwijl het leefgeld voor dit gezin op grond van de aangekondigde regeling voor vluchtelingen uit Oekraïne 179,76 per week zal zijn. Een verschil dus van 41,02 euro per week (bijna 30%).

Verschil met verstrekkingen voor asielzoekers: aanvang uitkering
Een tweede verschil betreft de aanvang van de uitkering van leefgeld. Zoals het er nu uitziet, zullen vluchtelingen uit Oekraïne leefgeld ontvangen vanaf het moment dat ze zijn geregistreerd. In sommige gemeenten is dat zelfs nu al het geval, zo blijkt uit de brief van de bewindslieden. Asielzoekers krijgen echter geen financiële toelage tijdens de eerste fase van de asielprocedure. Tijdens de rust- en voorbereidingstermijn en de algemene asielprocedure op het aanmeldcentrum, wat in totaal soms wel maanden of jaren kan duren, krijgen ze alleen voorzieningen in natura (zie artikel 14, lid 9 Rva 2005). De Nationale Ombudsman en de Kinderombudsvrouw hebben twee jaar geleden de staatssecretaris al opgeroepen om deze beperking op te heffen en asielzoekers tijdens (de oplopende) wachttijd een financiële toelage te verstrekken. Vluchtelingenwerk uitte recent nog haar zorgen over het feit dat asielzoekers in de noodopvang geen geld ontvangen.

Onderbouwing van het bedrag van 60 euro
Het bedrag voor volwassen alleenstaande asielzoekers en voor vluchtelingen uit Oekraïne is opgesplitst in een bedrag voor voeding (46,97 euro) en een bedrag voor kleding en andere persoonlijke uitgaven (12.95 euro). Deze bedragen zijn vastgesteld in 2011. Het bedrag voor voeding is sindsdien jaarlijks geïndexeerd. Volgens de toelichting is het bedrag voor voeding gebaseerd op de door het Nibud gehanteerde richtbedragen ten aanzien van dagelijkse kosten voor voeding per persoon bij verschillende huishoudgroottes. Het Nibud stelt jaarlijks de minimale kosten vast voor verantwoorde voeding, op basis van richtlijnen van het Voedingscentrum. Wat opvalt is dat het bedrag voor asielzoekers is gebaseerd op het laagste bedrag voor volwassenen, namelijk het bedrag voor vrouwen tussen de 14 en 50 jaar (6,71 euro per dag). Voor mannen en voor vrouwen boven de 50 jaar gelden hogere minimumkosten. Voor kinderen is het niet helemaal duidelijk op welke leeftijdscategorie van het Nibud het bedrag voor asielzoekers (5,56 euro per dag) is gebaseerd. Het ligt tussen de minimumkosten voor kinderen van 4 tot 8 jaar (3,80 euro per dag) en kinderen van 9 tot 13 (6,21 euro per dag) in, maar is iets meer dan de gemiddelde minimumkosten van alle kinderen van 0 tot 18 jaar (5,49 euro per dag). Voor alle kinderen vanaf 9 jaar, voor alle volwassen mannen en voor vrouwen boven de 50 jaar is het bedrag dus niet in overeenstemming met de Nibud normen. Als het gaat om huishoudens van drie of meer personen dan zijn de bedragen uit de Rva 2005 wel in overeenstemming met de Nibud normen, en soms zelfs iets hoger.

Het bedrag voor kleding en andere persoonlijke uitgaven is sinds 2011 niet geïndexeerd, terwijl de consumentenprijsindex tussen 2011 en 2021 met ruim 17% is gestegen. Het is onduidelijk waarop het bedrag van 12,95 euro is gebaseerd. De toelichting uit 2011 vermeldt dat ‘aansluiting is gezocht bij het bedrag dat Nibud hanteert voor zakgeld voor een alleenstaande die zijn eigen eten verzorgt’. Dit is een opmerkelijke toelichting, nu het voor het bedrag dat nodig is voor het aanschaffen van kleding en andere persoonlijke spullen, niet van belang lijkt te zijn of iemand wel of niet zijn eigen eten verzorgt. Bovendien is niet duidelijk aan welke norm van het NIBUD wordt gerefereerd.

Volgens het Nibud kost kleding vanaf 12 jaar en ouder 47 euro per maand voor jongens en 54 euro per maand voor meisjes, gemiddeld dus 11,65 euro per week. Dat betekent dat er nog 1,30 euro per week overblijft voor andere persoonlijke uitgaven, zoals openbaar vervoer, persoonlijke verzorgingsmiddelen, mobiele telefonie, schoonmaakmiddelen etc. Dat is erg weinig. De toelage voor kleding en andere persoonlijke uitgaven kan ook worden vergeleken met de inkomsten van mensen die in een inrichting verblijven. Omdat voor deze personen wordt voorzien in ‘voeding, huisvesting, verwarming, onderhoud en dergelijke’, worden zij ‘niet geconfronteerd met een aantal belangrijke bestaanskosten’ en geldt voor hen een lagere bijstandsnorm, ‘afgestemd op de beperkte uitgaven die voor rekening van de belanghebbende blijven’. Deze situatie is dus vergelijkbaar met de situatie van asielzoekers die in een opvangcentrum van het COA verblijven. De bijstandsnorm voor alleenstaanden die in een inrichting verblijven is momenteel 345,68 euro per maand (zie artikel 23 Participatiewet), dus bijna 80 euro per week. Dat betekent dat de toelage voor mensen die in een inrichting verblijven meer dan zes keer zo hoog is dan die voor asielzoekers die in een opvangcentrum verblijven, terwijl ze beiden worden geconfronteerd met dezelfde ‘beperkte uitgaven’ die voor eigen rekening blijven.

Conclusie
Momenteel werkt het kabinet aan een regeling voor de uitkering van leefgeld aan vluchtelingen uit Oekraïne. Volgens het kabinet is het de bedoeling dat deze uitkering gelijkwaardig is aan de verstrekkingen van asielzoekers. De aangekondigde plannen laten zien dat er echter zowel met betrekking tot de hoogte als met betrekking tot de aanvang van de uitkering belangrijke verschillen bestaan met de verstrekkingen voor asielzoekers. Dat vereist uitleg. De zorgen van de Nationale Ombudsman, de Kinderombudsvrouw en Vluchtelingenwerk over het ontbreken van leefgeld tijdens de (lange) wachttijd en eerste fase van de asielprocedure en het ontbreken van indexatie en een duidelijke onderbouwing van het bedrag voor kleding en andere persoonlijke uitgaven voor asielzoekers, roepen de vraag op of het kabinet niet alleen naar het leefgeld voor vluchtelingen uit Oekraïne moet kijken, maar ook het leefgeld voor asielzoekers in Nederland nog eens kritisch onder de loep moet nemen.