Russische dienstplichtigen tot 27 jaar die naar Nederland zijn gevlucht worden door Nederland niet teruggestuurd naar Rusland. Russen tussen 27 en 45 jaar die mobilisatie vrezen, kunnen na afwijzing van hun asielverzoek wel worden uitgezet. Hoe zit dit precies?
Door Thomas Spijkerboer
Op 13 december 2022 schreef de staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer dat hij het besluitmoratorium voor Russische dienstplichtigen van 18 tot en met 27 jaar verlengde tot 29 juni 2023. Dit betekent dat de IND tot die tijd de mogelijkheid heeft om beslissingen op asielaanvragen voor deze groep mensen uit te stellen. De staatssecretaris voert als reden hiervoor aan dat er een gebrek aan actuele, eenduidige en betrouwbare informatie is over de vraag in hoeverre dienstplichtigen in Rusland (gedwongen) werden ingezet in de oorlog in Oekraïne. De staatssecretaris wil wachten op een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (het meest recente ambtsbericht is van 12 april 2021, ver voor de Russische inval van 24 februari 2022).
Op 21 september 2022 hebben de Russische autoriteiten een gedeeltelijke mobilisatie afgekondigd in het kader van de oorlog in Oekraïne. De staatssecretaris schreef in dezelfde brief dat er met betrekking tot Russen tussen de 27 en 45 die nu stellen te vrezen voor mobilisatie wel voldoende informatie bekend is, en dat er voor hen geen aanleiding is voor een besluit- en vertrekmoratorium.
Wat is een besluit- en vertrekmoratorium precies?
De Staatssecretaris (in de praktijk: de IND) moet binnen zes maanden beslissen op een asielaanvraag (Artikel 42 lid 1 Vw 2000). Die termijn kan met hoogstens 9 + 3 = 12 maanden worden verlengd als (Artikel 42 lid 4 en 5 Vw 2000) als:
- de zaak ingewikkeld is;
- er veel asielaanvragen zijn; of
- als de vreemdeling de behandeling vertraagt.
In ieder geval moet dus na maximaal 18 maanden een beslissing zijn genomen.
Daarnaast kan de staatssecretaris voor bepaalde categorieën vreemdelingen de beslistermijn verlengen tot maximaal (dus dat komt niet nog eens bovenop de eerdergenoemde 18 maanden) 21 maanden als er naar verwachting een korte periode van onzekerheid zal bestaan over de situatie in, in dit geval, Rusland, en er daardoor redelijkerwijs niet kan worden beslist op die categorie asielaanvragen (artikel 43 Vw 2000). Zo’n categoriale verlenging heet een besluitmoratorium. De staatssecretaris heeft op 29 juni 2022 een besluitmoratorium afgekondigd voor Russische dienstplichtigen.
Als de staatssecretaris wegens onzekerheid niet kan beslissen op een bepaalde categorie asielaanvragen, wordt er niet alleen geen beslissing op dergelijke asielaanvragen genomen, maar wordt er ook niet uitgezet naar het betreffende land. De staatssecretaris kan er dan immers ook niet zeker van zijn dat uitzetting van al afgewezen asielzoekers van die categorie in overeenstemming is met het verbod op refoulement. Daarom wordt, als een besluitmoratorium wordt afgekondigd, ook het vertrek van afgewezen asielzoekers van die categorie opgeschort: het vertrekmoratorium (Artikel 45 lid 4 en 5 Vw 2000).
Waarom zou het terugsturen van dienstweigeraars en deserteurs een probleem kunnen zijn?
Dienstweigeraars en deserteurs worden als vluchtelingen aangemerkt als zij, voor zover hier van belang, niet betrokken willen worden bij een militaire actie die, kort samengevat, in strijd is met het internationale recht omdat het een aanvalsoorlog is, omdat het humanitair oorlogsrecht wordt geschonden, of omdat er internationale misdrijven worden gepleegd. Dit is uitgemaakt in de beslispraktijk (o.m. Staatssecretaris van Justitie 3 april 1992, Rechtspraak Vreemdelingenrecht 1992, 17); in Nederlandse rechtspraak (Rechtbank ’s-Gravenhage (Rechtseenheidskamer) 12 april 1995, Rechtspraak Vreemdelingenrecht 1995, 7); en in Nederlands beleid (Vreemdelingencirculaire 2000, C2/3.2). Deze regel geldt niet alleen voor Nederland; in de Kwalificatierichtlijn staat dezelfde regel, die dus ook voor andere EU lidstaten geldt (Artikel 9 lid 2 onder e Richtlijn 2011/95).
Wat betekent deze regel voor Russische dienstweigeraars en deserteurs?
In zijn brief van 29 juni 2022 schrijft de staatssecretaris dat er een gebrek aan actuele, eenduidige en betrouwbare informatie over de vraag in hoeverre dienstplichtigen in Rusland (gedwongen) worden ingezet in de oorlog in Oekraïne. Verondersteld zal zijn dat, als dienstplichtigen worden ingezet in de oorlog in Oekraïne, zij heel goed op grond van het bovenstaande vluchteling kunnen zijn. Er zijn immers veel berichten dat de Russische inval een aanvalsoorlog is waarin humanitair oorlogsrecht wordt geschonden en internationale misdrijven worden gepleegd. Dus zolang niet duidelijk is hoe het zit met de inzet van Russische dienstplichtigen in Oekraïne, kan de staatssecretaris niet goed beslissen of zij vluchteling zijn.
Maar is dit niet ook van toepassing ook op Russen die onder de mobilisatie vallen die Rusland op 21 september 2022 afkondigde? In de beslisnota die aan de brief van 13 december ten grondslag ligt meldt de IND dat gemobiliseerden in Oekraïne worden ingezet (p. 1-2). De staatssecretaris stelt in de brief van 13 december 2022 echter dat hij wel degelijk kan beslissen op asielverzoeken van Russen die zich aan de mobilisatie hebben onttrokken, omdat hij daarover wel voldoende informatie heeft. “De mobilisatie is nog niet formeel beëindigd bij wijze van presidentieel decreet en er bestaat zodoende nog een juridische basis voor de mobilisatie. De Russische minister van Defensie heeft echter aangekondigd dat de mobilisatie is afgerond en de militaire eenheden opgedragen om de mobilisatiewerkzaamheden stil te leggen per 31 oktober,” schrijft de staatssecretaris
Is het logisch dat er wel een moratorium is voor dienstplichtigen, maar niet voor gemobiliseerden?
De Russische overheid ontkent dat de inval in Oekraïne een aanvalsoorlog is, en beschouwt deze als een verdedigingsoorlog. Bovendien ontkent de Russische overheid dat het Russische leger internationaal recht schendt. Als de staatssecretaris dat voor waar zou aannemen, zou hij nu al kunnen beslissen op de asielaanvragen van Russische dienstplichtigen omdat zij, ook als zij in Oekraïne ingezet zouden worden, sowieso geen vluchteling zouden zijn. Kennelijk vertrouwt de staatssecretaris deze Russische informatie niet, en houdt hij er serieus rekening mee dat deze informatie van de kant van de Russische overheid niet juist is. Waar het gaat om de mededeling van de Russische minister van Defensie over de beëindiging van de mobilisatie vertrouwt de staatssecretaris echter wel op de juistheid van de informatie van de Russische overheid, kennelijk omdat (in de woorden van de beslisnota, p. 2), “(d)e Russische autoriteiten (…) hierover (hebben) gezegd dat de uitspraken van de minister van Defensie momenteel leidend zijn.”
Dit vertrouwen in de juistheid van Russische overheidsinformatie is opmerkelijk, ook omdat er in serieuze media berichten zijn dat (a) er naar believen van de autoriteiten soms nog wel mensen gemobiliseerd worden en (b) er met het oog op een nieuw Russisch offensief metterdaad voorbereidingen worden getroffen voor verdere mobilisatie.
Conclusie
Er zijn serieus te nemen berichten dat de Russische inval in Oekraïne om meerdere redenen strijdig is met internationaal recht. Russen die niet bij die schendingen van internationaal recht ingezet willen worden, komen in aanmerking voor erkenning als vluchteling. Het is logisch dat de staatssecretaris een besluit- en vertrekmoratorium voor Russische dienstplichtigen afkondigt, omdat hij een actueel ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken wil afwachten. Zo’n ambtsbericht biedt als het goed is de grondslag voor beleid met betrekking tot deze categorie asielzoekers dat, zoals de wet het formuleert, “na overleg met Onze Minister van Buitenlandse Zaken” (artikel 42 lid 2 Vw 2000) is vastgesteld. Het is daarom niet goed te volgen dat de staatssecretaris met betrekking tot Russen tussen de 27 en de 45 die onder de mobilisatie vallen geen besluit- en vertrekmoratorium afkondigt, omdat de staatssecretaris daarmee het risico neemt Russen terug te sturen die kunnen worden ingezet bij de oorlog in Oekraïne.