Het regeerakkoord bevat plannen voor de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Zo mogen gemeenten nog slechts enkele dagen opvang bieden aan onrechtmatig verblijvende vreemdelingen. Wat zijn de beoogde veranderingen (en hebben we dit niet eerder gezien)?
Door Lieneke Slingenberg en Hans van Oort
De bed-bad-brood-discussie over de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers wordt al jaren gevoerd (zie ons uitgebreide dossier hierover). Het is dan ook een onderwerp van grote politieke controverse en ook uit het regeerakkoord blijkt andermaal dat er gezocht is naar een compromis tussen verschillende politieke uitgangspunten. Zo blijft opvang aan uitgeprocedeerde asielzoekers afhankelijk van bereidheid tot meewerken aan terugkeer, maar geldt die meewerkvoorwaarde niet tijdens de eerste twee weken. En de regering vindt het wenselijk dat gemeenten geen eigen bed-bad-brood voorzieningen behouden, terwijl ze wel voor enkele dagen opvang mogen bieden aan onrechtmatig verblijvende vreemdelingen. In plaats van de gemeentelijke bed-bad-broodvoorzieningen komen er acht landelijke vreemdelingenvoorziening (LVV) locaties.
Bed-bad-brood: hoe zat het ook alweer?
In juli 2014 oordeelde het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) dat Nederland in strijd handelt met het Europees Sociaal Handvest door onrechtmatig verblijvende vreemdelingen geen opvang te bieden. Mede gebaseerd op die beslissing oordeelde de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep in december van dat jaar dat gemeenten nachtopvang, een douche, ontbijt en een avondmaaltijd moesten bieden aan onrechtmatig verblijvende vreemdelingen. Diverse gemeenten ontwikkelden als reactie daarop zogenaamde bed-bad-brood voorzieningen, die uiteindelijk werden betaald door het Rijk. Na moeizame onderhandelingen kwam de regering in april 2015 met een reactie op de beslissing van het ECSR en de resolutie van het Comité van Ministers daarover. De regering wilde opvang door gemeentes beperken tot een aantal weken. Daarna zou slechts opvang worden geboden in de vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel, onder voorwaarde van meewerken aan terugkeer. In november 2015 oordeelden de hoogste bestuursrechters in Nederland dat de regering kon volstaan met deze vorm van voorwaardelijke opvang (zie ons eerdere blog), en dat gemeenten niet langer verplicht waren om opvang te bieden. Van definitieve overeenstemming tussen het Rijk en de gemeentes is het vervolgens niet meer gekomen. In november 2016 werden de onderhandelingen hierover opgeschort, voornamelijk omdat een aantal gemeenten niet akkoord ging met de eis van het rijk om de gemeentelijke opvanglocaties te sluiten. Gemeenten konden wel doorgaan met de opvang, maar moesten zelf voor de financiering zorgen.
Beëindigen gemeentelijke opvangvoorzieningen
Uit het regeerakkoord blijkt dat de regering voornemens is acht landelijke vreemdelingenvoorziening (LVV) locaties op te richten voor de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers ‘onder toezicht van DT&V en in samenwerking met gemeenten’. Verder hebben de coalitiepartijen afgesproken dat individuele noodopvang door gemeenten mogelijk blijft voor enkele dagen op basis van de openbare orde, maar dat gemeenten geen eigen bed-bad-brood voorzieningen mogen behouden.
Het oprichten van vreemdelingenvoorzieningen is vorig jaar in de onderhandelingen tussen het Rijk en de gemeenten al uitvoerig besproken, zo blijkt uit de kamerbrief van 21 november 2016 over het opschorten van de onderhandelingen. De voorziening werd destijds nog aangeduid als lokale (in plaats van landelijke) vreemdelingenvoorziening. Ook werd toen door het rijk al aangedrongen op sluiting van de gemeentelijke opvang. Alternatieve opvangmogelijkheden naast de lokale vreemdelingenvoorzieningen zou volgens de staatssecretaris het terugkeerbeleid ondermijnen. Er zou dan altijd een vangnet blijven, waardoor te weinig kracht uitgaat van de plicht tot meewerken aan terugkeer. Gemeenten zijn daar vorig jaar niet mee akkoord gegaan. Het is de vraag of het sluiten van een bestuursakkoord met de gemeenten nu wel zal gaan lukken. Veel zal afhangen van de omvang van de bevoegdheid om op basis van de openbare orde vreemdelingen op te blijven vangen en van de financiering daarvan.
De wens van de regering om gemeentelijke opvang aan onrechtmatig verblijvende vreemdelingen te beëindigen is niet nieuw. Reeds in 2007 is daartoe een bestuursakkoord gesloten tussen Rijk en Gemeenten. Naar aanleiding van het Generaal Pardon werd destijds afgesproken dat gemeentelijke opvang van onrechtmatig verblijvende vreemdelingen uiterlijk in 2009 zou worden beëindigd. Tegelijkertijd moest een effectiever terugkeerbeleid er voor zorgen dat vreemdelingen niet op straat kwamen te staan. In reactie op het kabinetsakkoord van april 2015 schreef VNG dat hoewel veel gemeentelijke opvang is gesloten, de problematiek van dakloze uitgeprocedeerde vreemdelingen nog altijd bestaat.
De meewerkplicht
Als de LVV-locaties worden ingericht volgens de afspraken in het regeerakkoord, dan wordt opvang voor langer dan twee weken afhankelijk gesteld van meewerken aan terugkeer naar het land van herkomst. Het bieden van twee weken onvoorwaardelijke opvang aan uitgeprocedeerde asielzoekers is ook niet geheel nieuw. Onder het bestaande beleid wordt de opvang van een asielzoeker wiens asielaanvraag onherroepelijk is afgewezen beëindigd na afloop van de vertrektermijn van vier weken (zie artikel 5 van de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers 2005). Gedurende deze termijn kan de asielzoeker zijn vertrek voorbereiden. Dit wordt nu dus uitgebreid met een extra periode van twee weken onvoorwaardelijke opvang, zo blijkt uit het regeerakkoord. Het is niet geheel duidelijk voor welk probleem deze uitbreiding een oplossing zal vormen. In reactie op het kabinetsakkoord van 2015 schreef VNG al dat een paar weken opvang en begeleiding in veel gevallen onvoldoende is om vreemdelingen tot het inzicht te laten komen dat ze moeten terugkeren.
Als de asielzoeker na twee weken niet serieus meewerkt aan terugkeer (en ook niet alsnog in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning), wordt hem opvang en ondersteuning ontzegd. Ook de wens om opvang aan uitgeprocedeerde asielzoekers aan te bieden onder de voorwaarde dat ze meewerken aan terugkeer, is niet nieuw. Onder het oude terugkeerbeleid, dat gold voor de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000, werd de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers niet beëindigd zolang zij meewerkten aan terugkeer. Dit beleid werd in 1999 afgeschaft. Er werd geconstateerd dat het aantal vrijwillig vertrokken vreemdelingen niet was toegenomen. Om zelfstandige terugkeer te stimuleren en het aantal rechtszaken te verminderen werd opvang van een uitgeprocedeerde asielzoeker voortaan automatisch beëindigd na de vertrektermijn van vier weken, ongeacht of de asielzoeker meewerkte aan terugkeer of niet. Dat is tot op heden het geval. Sinds het kabinetsakkoord van 2015 geldt echter dat zij weer toegang tot opvang in de Vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel kunnen krijgen als zij kunnen aantonen daadwerkelijk bereid te zijn om mee te werken aan vertrek. Of dit beleid nu wél tot een toename van zelfstandig vertrek gaat leiden is nog maar zeer de vraag. Er wordt in elke geval al volop geprocedeerd over hoe zulke bereidheid tot meewerken aan vertrek nu precies kan worden aangetoond.
Geen blog missen? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief (rechts bovenaan deze pagina)