Vingerafdrukken van asielzoekers

5054

Sinds 2003 worden in Europa de vingerafdrukken van asielzoekers (en personen die illegaal de buitengrenzen overschrijden) opgeslagen in een centraal datasysteem: het Eurodac. Binnenkort mogen deze gegevens ook voor strafrechtelijke doelen worden ingezet. Hoe zit dit precies?

Door Evelien Brouwer

Sinds 2003 worden in Europa de vingerafdrukken van asielzoekers (en personen die illegaal de buitengrenzen overschrijden) opgeslagen in een centraal datasysteem: het Eurodac. Op basis van een EU Verordening zijn de autoriteiten van de (inmiddels 31) bij Eurodac aangesloten landen verplicht van deze personen de vingerafdrukken af te nemen, zodra ze het Europees grondgebied betreden. De afdrukken van alle tien de vingers worden vervolgens verzonden naar de Centrale Unit, die Eurodac beheert. In 2012 bevatte Eurodac al meer dan 2,3 miljoen sets van vingerafdrukken

Het idee achter deze centrale opslag is dat met de vingerafdrukken van ‘nieuwe’ asielzoekers vastgesteld kan worden in welke staat hij Europa is binnengekomen. Dat is geen onbelangrijke vraag; deze staat kan en zal op basis van de zogenaamde Dublin Verordening verantwoordelijk worden gesteld voor de behandeling van het asielverzoek. Dit is vooral in landen als Italië en Griekenland een uiterst actueel vraagstuk, omdat juist daar veel migranten voor het eerst voet op Europese bodem zetten. Dergelijke landen kunnen deze massale toestroom niet verwerken, en bovendien willen asielzoekers vaak liever in een ander Europees land asielaanvragen. Zie hierover ook EU-grensdoden.

Waarvoor mogen de vingerafdrukken worden gebruikt?
Tot nu toe mogen de in Eurodac opgeslagen vingerafdrukken alleen worden gebruikt voor het bovengenoemde doel: de vaststelling van de voor een asielverzoek verantwoordelijke lidstaat. In juni 2013 heeft de Raad van de EU echter wetgeving aangenomen op basis waarvan de vingerafdrukken van asielzoekers ook voor strafrechtelijke doeleinden mogen worden gebruikt. Nationale opsporingsinstanties mogen de in Eurodac opgeslagen gegevens opvragen wanneer vergelijkingen met vingerafdrukken in nationale, maar ook Europese databanken niet tot identificatie van de verdachten hebben geleid. Voorwaarden voor deze toepassing zijn:

–        dat er een gemotiveerd elektronisch verzoek van de betreffende opsporingsinstantie aanwezig is;
–        dat de vergelijking van de vingerafdrukken noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten, waarbij sprake moet zijn van een ‘doorslaggevend openbaarveiligheidsbelang’;
–        dat de vergelijking van de vingerafdrukken noodzakelijk is voor een specifiek geval (systematische vergelijkingen zijn uitdrukkelijk niet toegestaan) en;
–       dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de vergelijking wezenlijk zal bijdragen tot het voorkomen, opsporen of onderzoeken van de betrokken strafbare feiten. Volgens de Verordening kan een ‘gegronde reden’ met name bestaan wanneer er een gegrond vermoeden bestaat dat de verdachte, de overtreder of het slachtoffer van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit behoort tot één van de categorieën personen waarvan de gegevens in Eurodac worden opgeslagen: met andere woorden de autoriteiten zullen enig verband tussen het strafbaar feit en de personen die in Eurodac zijn opgenomen, moeten aantonen. In de praktijk zal het criterium ‘gegrond vermoeden’ moeilijk te toetsen zijn.

Daarnaast voorziet de Verordening ook in de toegang van Europol (de Europese politie-organisatie) tot de Eurodac gegevens. Deze uitbreidingen van het gebruik van de in Eurodac opgeslagen vingerafdrukken gaat in op 20 juli 2015, de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt. De uitbreiding heeft tijdens de onderhandelingen over het voorstel veel kritiek gekregen van non-gouvermentele organisaties, maar ook van dataprotectie-autoriteiten. Met de verruiming van de mogelijkheden wordt het louter administratieve doel waarvoor de gegevens van de asielzoekers worden verkregen, verlaten. Het strafrechtelijke gebruik van de vingerafdrukken van asielzoekers zou tot stigmatisering van deze groep kunnen leiden. Bovendien kan de (verdere) verspreiding van deze gegevens hun veiligheid in gevaar brengen, zo luidde de kritiek. Ook zou het in de Verordening omschreven doel van ‘voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten’ een vaag en niet afgebakend begrip zijn, waardoor de staten een (te) ruime beslissings bevoegdheid hebben.

Hoe is het in Nederland geregeld?
Het strafrechtelijk gebruik van gegevens van asielzoekers is in Nederland al jarenlang toegestaan en in die zin voegt de Europese regel niets toe aan de Nederlandse praktijk. Wel zijn de regels van de nieuwe Eurodac Verordening mogelijk strenger dan de nu in Nederland geldende voorwaarden. In Nederland worden al sinds 1989 de opgeslagen vingerafdrukken van asielzoekers vergeleken met vingerafdrukken (‘dactyloscopische gegevens’) die in het strafrechtelijk onderzoek worden verzameld. Pas in 2002 werd een systeem-technische scheiding aangebracht tussen het vingerafdrukkenherkenningsysteem van de politie (Havank) en het systeem waarin gegevens over vreemdelingen worden opgeslagen. Deze scheiding werd, opvallend genoeg, aangebracht onder druk van Europese wetgeving op het gebied van gegevensbescherming. Wel bleef het op basis van het toen vastgestelde beleid mogelijk om met toestemming van de officier van justitie vingerafdrukken van asielzoekers bij het strafrechtelijk onderzoek te betrekken. Hierbij moest òf sprake zijn van een redelijk vermoeden dat de verdachte een vreemdeling zou zijn, òf van ‘een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten’. De misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan zijn omschreven in artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering (WvSv). In 2010 is het strafrechtelijk gebruik van vingerafdrukken van verdachten waarvan wordt vermoed dat ze vreemdelingen zijn wettelijk geregeld in de Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen

De huidige Nederlandse criteria zijn derhalve ruimer dan de genoemde voorwaarden in de Eurodac Verordening. De Nederlandse regels garanderen namelijk geen individuele toets zoals wel wordt voorgeschreven in de Eurodac Verordening en op basis waarvan steeds per geval moet worden gekeken of de gegevensvergelijking wezenlijk bijdraagt aan het voorkomen, opsporen en onderzoek van de strafbare feiten. De toepassing van het criterium of al dan niet voorlopige hechtenis is toegestaan, garandeert niet dat de Nederlandse autoriteiten steeds afwegen of sprake is van een ‘doorslaggevend openbaarveiligheidsbelang’, zoals voorgeschreven in de Verordening. Bovendien kan men zich afvragen of alle misdrijven waarvoor in Nederland voorlopige hechtenis is toegestaan voldoen aan het criterium ‘terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten’ in de Eurodac Verordening, nu hier ook misdrijven als spam, computervredebreuk en belaging onder vallen.

Bescherming van mensenrechten en individuele toets
Los van de voorwaarden van de Eurodac Verordening, moeten bij het gebruik van vingerafdrukken van asielzoekers steeds de individuele grondrechten, zoals het recht op privacy, het recht op bescherming van persoonsgegevens en het non-discriminatiebeginsel, in acht worden genomen. Op grond van deze rechten kunnen kanttekeningen worden geplaatst bij de geldigheid van de besproken uitbreiding van Eurodac zelf.

Op grond van het in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens  beschermde recht op privé- en familieleven, moet een inbreuk op het privéleven van een asielzoeker in verhouding staan tot het beoogde doel. Dit betekent dat bij zowel de opslag als vergelijking van vingerafdrukken van asielzoekers moet worden getoetst of de ernst van het strafbare feit waarvoor de gegevens worden verwerkt in verhouding staat met de inmenging op hun recht op privéleven. Zo heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in april 2013 bepaald dat als een strafzaak van een verdachte niet tot veroordeling leidt, zijn vingerafdrukken ook niet mogen worden opgeslagen]}  Al eerder heeft het EHRM gewezen op het stigmatiserend effect van de langdurige opslag van DNA en vingerafdrukken voor opsporingsdoeleinden van niet-veroordeelde personen. Naast de bescherming van het privé- en familieleven, roept het verbod op discriminatie de vraag op of het te rechtvaardigen is dat van asielzoekers (en irreguliere grensoverschrijders) vingerafdrukken worden opgeslagen en in strafrechtelijke context gebruikt, terwijl dit niet gebeurt ten aanzien van eigen onderdanen of Unieburgers.

Het is goed denkbaar dat in de toekomst een van de Europese gerechtshoven zal besluiten dat de centrale opslag en het strafrechtelijk gebruik van vingerafdrukken van asielzoekers in strijd is met een van de genoemde grondrechten. Zie ook Vingerafdrukken II: een belangrijke uitspraak.