Verkiezingen 2023: Arbeidsmigratie

4439

Verblijfblog bespreekt net als in 2021 en 2017 de migratie- en integratieparagrafen van de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen in de Tweede Kamer. In de verkiezingsdossiers zijn de programma’s sinds 2006 met elkaar vergeleken. In dit vierde blog van deze nieuwe serie over de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023 staan arbeidsmigratie en internationale studenten centraal.

Masja Zweers en Nina Fokkink

Arbeidmigratie is een belangrijk onderwerp deze verkiezingen. Met name het beperken van de grote instroom van arbeidsmigranten en het voorkomen van uitbuiting staan in de verkiezingsprogramma’s centraal. De uitbuiting van arbeidsmigranten is de afgelopen jaren meermaals in het nieuws geweest. Een belangrijke aanleiding hiervoor is het rapport van de Arbeidsinspectie waarin wordt gesuggereerd dat arbeidsmigratie niet houdbaar is vanwege alle uitbuiting die plaatsvindt.

Naast arbeidsmigratie bespreekt dit blog internationale studenten. In het kader van ‘meer grip op migratie’ wordt de instroom van internationale studenten bekritiseerd door partijen. Ook zijn partijen het niet eens met de verengelsing van het onderwijs en de mogelijkheden van Europese studenten om studiefinanciering te krijgen. Bovendien schrijven verschillende partijen de druk op studentenhuisvesting toe aan de aanwezigheid van internationale studenten.

In dit blog worden eerst de voorstellen omtrent de toelating van arbeidsmigranten besproken. Vervolgens wordt ingegaan op de voorstellen over de huisvesting en arbeidsvoorwaarden. Tot slot wordt ingegaan op de standpunten over internationale studenten.

Disclaimer
In deze serie over de komende Tweede Kamerverkiezingen is om praktische redenen besloten om alleen Kamerfracties met minimaal twee zetels te onderzoeken. Daarnaast worden GL-PvdA en NSC gelet op de hoge zetelpeilingen ook meegenomen. Dat betekent dat de verkiezingsprogramma’s van veertien partijen onder de loep zullen worden genomen. De volgende partijen maken dus onderdeel uit van deze serie: VVD, D66, PVV, CDA, SP, PvdD, CU, FvD, BBB, SGP, DENK, Volt, GL-PvdA en NSC. Daarbij moet worden aangetekend dat in het vorige Verblijfblogonderzoek over de verkiezingen van 2006 tot en met 2017 het thema arbeidsmigratie nog niet werd meegenomen. Het thema internationale studenten wordt voor het eerst meegenomen dit jaar.

Plan 2021 2023
 Toelating                                                                                              
Toelaten arbeidsmigranten noodzakelijk CDA, CU, D66, DENK, VVD D66, VOLT
Voorkeur in Nederland wonende werknemers CDA, CU, PvdA, SGP SGP, FvD, PVV, PvdD
Richtgetal arbeidsmigratie CDA, CU, D66, SGP, VVD SGP, NSC, FvD, CU
Registratieplicht CU CU, CDA, NSC
Europese afspraken arbeidsmigratie CU, D66, SGP CU, D66, GL- PvdA
Bilaterale afspraken lidstaten/afspraken land van herkomst CDA, D66, GL, SGP CDA
Grenzen aan Europese arbeidsmigratie CDA PVV, CDA, PvdD, SP, SGP
Uitbreiding visum/vergunning mogelijkheden FvD, D66, SP VOLT
(Uitbreiding) arbeidsmigratie/stage/studie van buiten EU D66, GL, PvdA, VVD
Huisvesting- en arbeidsvoorwaarden  
Misbruik en uitbuiting tegengaan CDA, CU, D66, DENK, GL, PvdA, PvdD, SP, VVD CDA, CU, D66, DENK, GL, PvdA, PvdD, SP, VVD, SGP,
Strengere eisen/aanpakken werkgevers, bemiddelaars en uitzendbureaus CDA, CU, D66, GL, PvdA, PvdD, SP, VVD CDA, CU, D66, GL-PvdA, PvdD, SP
Cao-loonafspraken/gelijk loon gelijk werk CU, GL, PvdA, PvdD, SP CDA, CU, SGP, D66, GL-PvdA
Minimumloon in EU PvdA
Aanpak schijnconstructies CU, GL NSC, GL-PvdA, CDA
Tegengaan misbruik sociale voorzieningen en toeslagen CDA, CU, VVD, PvdA
Europese afspraken sociale voorzieningen CU, PvdA, VVD VOLT
Loskoppelen werkgever van huisvesting, e.a. voorzieningen CU, GL, D66, PvdA, PvdD, SP CU, GL-PvdA, SP, PvdD
Werkgevers verantwoordelijk voor opvang en huisvesting, begeleiding CDA, D66, VVD CDA
Overheid verantwoordelijk voor opvang en huisvesting, begeleiding CU, D66, GL, SP, VVD
Eisen aan huisvesting CU, PvdA, PvdD, VVD CU, D66, GL-PvdA, PvdD
Inburgering  
Werkgevers (mede) verantwoordelijk taalles CU CU, GL-PvdA, SP
Begeleiding door gemeenten CU CU, VOLT
Meer begeleiding en actief inzetten op het leren van Nederlands DENK, VVD CU, GL-PvdA, SP
Internationale studenten
Maatregelen om instroom internationale studenten te beperken VVD, D66, PVV, CDA (bachelor), SP, PvdD, FvD, BBB, SGP, GL-PvdA, NSC, CU
Studiefinanciering internationale studenten te beperken VVD, NSC
Minder Engels VVD, PVV, CDA, SP, GL-PvdA, D66, NSC

 

Toelating
Alle partijen stellen voor dat arbeidsmigratie beperkt moet worden. De manier waarop arbeidsmigratie beperkt dient te worden verschilt echter zeer van partij tot partij. De beperkingen zien op arbeidsmigratie in het algemeen, op beleid gericht op de toelating van een specifieke groep arbeidsmigranten, of op het invoeren van regels die arbeidsmigratie kunnen beperken.

Arbeidsmigratie in het algemeen beperken en toelatingsregels
Verschillende partijen geven aan dat arbeidsmigratie in het algemeen moet worden beperkt. Zo willen NSC, FvD, CU en SGP een richtgetal hanteren. FvD en PVV hebben het over in het algemeen beperken van het aantal arbeidsmigranten.

Naast plannen over het beperken van arbeidsmigratie in het algemeen stellen verschillende partijen voor om een gerichter beleid op het gebied van arbeidsmigratie te hanteren, waarbij per sector wordt gekeken naar wat nodig is en de draagkracht van de regio centraal staat (CDA, VOLT, SP, VVD, SGP, D66). GL-PvdA, D66, CU en VOLT willen specifiek arbeidsmigratie in sectoren beperken die eigenlijk alleen kunnen draaien op onderbetaalde arbeidsmigranten. Voorbeelden van zulke industrieën zijn distributiecentra en slachterijen (D66). NSC, FvD en SGP willen naast de sector ook kijken naar de individuele arbeidsmigrant. NSC wil graag werken met een puntensysteem om de aantrekkelijkheid van de individuele arbeidsmigrant te meten en daar de vergunning afhankelijk van te maken. SGP en FvD willen dat er eerst onderzoek wordt gedaan naar arbeidsmigranten met een vergelijkbare culturele en taal achtergrond als de inwoners van Nederland. SP en CDA vinden dat door het bedrijf dat kennismigranten aan wil trekken moet worden aangetoond dat er geen werkkracht gevonden kan worden in Nederland.

Verder willen CDA, CU en GL-PvdA dat gemeenten voortaan een bedrijveneffectenrapportage maken voordat ze nieuwe bedrijvigheid in de gemeente toestaan. Dit idee komt uit een rapport van de commissie-Roemer over arbeidsmigratie en uitbuiting. In een bedrijven effectenrapportage moet de gemeente uitrekenen welke gevolgen arbeidsmigranten voor een nieuw bedrijf zal hebben voor de huisvestingsvraag. DENK schrijft niet expliciet dat ze een bedrijven effectenrapportage in willen voeren, maar geeft aan dat zij in het algemeen eens te zijn met alle punten van de commissie-Roemer. NSC spreekt niet van een bedrijven effectenrapportage, maar stelt beleid voor dat daar erop lijkt: “De toegevoegde waarde [van nieuwe bedrijven] voor de brede Nederlandse welvaart moet dus een criterium worden in het vestigingsbeleid”.

Tot slot is er nog een aantal regels over de toelating van arbeidsmigranten. Zo wil CU dat ook arbeidsmigranten die korter in Nederland werken dan vier maanden zich verplicht registreren. CDA wil een nieuw systeem voor seizoensarbeiders van buiten de EU: die zouden alleen opnieuw een vergunning voor seizoensarbeid in Nederland krijgen als ze zich in het verleden na de voltooiing van hun seizoensarbeid hebben afgemeld in de Nederlandse ambassade in hun land van herkomst. VOLT wil dat er lijsten met tekortenberoepen online worden gezet waar arbeidsmigranten van buiten de EU op kunnen solliciteren. Verder stelt VOLT voor om de toelating van arbeidsmigranten van buiten de EU uit te breiden.

Beperken van specifieke doelgroepen
In de verkiezingsprogramma wordt ook geschreven over het beperken van arbeidsmigranten van specifieke doelgroepen: Europese arbeidsmigranten in het algemeen en kennismigranten van buiten de EU.

Vanwege het vrij verkeer van werknemers kunnen Unieburgers zich vrij in Nederland vestigen om te werken. Dit betreft een grote groep arbeidsmigranten in Nederland. Zo waren er in 2020 554.500 Europese arbeidsmigranten in Nederland. Verschillende partijen willen dit proces bemoeilijken, door een tewerkstellingsvergunningsplicht in te voeren voor Unieburgers (PVV, SP,  PvdD, SGP, NSC). Dit houdt in dat Unieburgers niet meer vrij Nederland in zouden kunnen reizen om te werken, maar eerst een vergunning moeten krijgen om hier te kunnen werken. Dit is alleen mogelijk  als er een grondige herziening plaatsvindt van het Unierecht, het vrij verkeer van personen is immers een van de fundamenten van de Europese Unie.

Een andere groep arbeidsmigranten die terugkomt in de plannen zijn de kennismigranten. Dit zijn migranten van buiten de EU die via de kennismigrantenregeling een vergunning hebben gekregen in Nederland. De kennismigrantenregeling geeft bedrijven de mogelijkheid om zelf arbeidsmigranten buiten de EU te werven, mits ze erkend referent zijn en de functie boven een bepaald inkomensgrens zit. NSC wil kennismigratie in het algemeen beperken tot kennis en expertise die niet aanwezig is in Nederland. Verschillende partijen (CDA, PvdA-GL, CU, SP, PvdD, SGP)willen de 30% regeling afschaffen. Deze regeling houdt in dat kennismigranten 30 procent van hun loon belastingvrij uitbetaald krijgen in plaats van dat zij extraterritoriale kosten declareren bij hun werkgever.  CDA wil dit alleen gedeeltelijk afschaffen door de regeling te beperken tot kennismigranten die noodzakelijk zijn voor de Nederlandse economie en de klimaattransitie.

Huisvesting en arbeidsvoorwaarden

Huisvesting
Huisvesting van arbeidsmigranten is een belangrijk onderwerp deze verkiezingen. De slechte woonomstandighedenvan arbeidsmigranten en de overlast die ze veroorzaken in de wijk zijn veel in het nieuws geweest dit jaar en voor meeste partijen om arbeidsmigratie (deels) te beperken. Zo schrijft SP “er moet grip komen op arbeidsmigratie, zodat we de huisvestingsproblematiek en uitbuiting van veel arbeidsmigranten tegengaan”.

Een van de oplossingen, terug te vinden in de verkiezingsprogramma van GL-PvdA en CDA en voorgesteld door de commissie Roemer, is een verhuurdersvergunning. Dit houdt in dat gemeenten in hun regelgeving op kunnen nemen dat een verhuurder alleen huisvesting aan een arbeidsmigrant kan aanbieden indien hij hiervoor over een verhuurdersvergunning beschikt. CU en D66 stellen voor dat de huisvesting van arbeidsmigranten door gemeenten moet worden geregeld. CU schrijft “in de woonvisie van gemeenten en provincies moet het huisvesten van arbeidsmigranten een betere plek krijgen”. CU wil verder wettelijk verplicht stellen dat arbeidsmigranten niet meer een slaapkamer hoeven te delen.

D66 vindt verder dat arbeidsmigranten een huurcontract moeten krijgen met een opzegtermijn van minstens één maand. PvdD, CU SP, GL-PvdA willen dat werkgevers en uitzendbureaus/detacheringsbureaus geen huisvesting meer mogen aanbieden. GL-PvdA onderstreept dat voor arbeidsmigranten ook de gewone huurregels moeten gelden. BBB wil juist dat het mogelijk wordt om arbeidsmigranten te huisvesten op werklocaties voor een marktconforme prijs. In tegenstelling tot het vorig verkiezingsjaar is er geen enkele partij die expliciet aangeeft dat de werkgever of het uitzend/detacheringsbureau geheel verantwoordelijk moet zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Geen enkele partij geeft ook expliciet aan dat alleen de overheid verantwoordelijk moet zijn voor de huisvesting van arbeidsmigranten.

Detacherings en uitzendingsbureaus
Een belangrijk thema deze verkiezingen zijn detacherings- en uitzendbureaus die verschillende vormen van uitbuiting in de hand werken. Een detacheringsbureau is gevestigd in een andere lidstaat van de EU en leent arbeiders uit aan een bedrijf in Nederland. Een uitzendbureau is veelal in Nederland actief en werft mensen om in te kunnen zetten als uitzendkracht voor diverse bedrijven. Er zijn verschillende uitzendbureaus in Nederland actief die met name EU-migranten aantrekken en inzetten. Partijen kaarten vier verschillende problemen aan met deze bureaus.

NSC, GL-PvdA en CDA vinden het problematisch dat via detacheringsbureaus arbeidsmigranten van buiten de EU Nederlandse arbeidsmigratieregels kunnen omzeilen. Deze arbeidsmigranten hoeven namelijk slechts een visum voor het EU-land waar het detacheringsbureau is gevestigd te hebben.

CDA, CU, SGP, D66, GL-PvdA vinden het problematisch dat uitzend- en detacheringsbureaus regelgeving omtrent minimumloon en cao’s ontwijken. Verder komt het ook vaak voor dat deze bureaus huisvesting aanbieden. Deze uitleenbureaus kunnen inhoudingen op het loon verrichten voor huisvesting, maar ook als een arbeidsmigrant niet voldoende heeft gewerkt in de ogen van het bureau. Een voorstel om uitbuiting door deze bureaus te voorkomen is een certificeringsstelsel. Er ligt op dit moment een wetgevingsvoorstel om alleen nog maar arbeiders van gecertificeerde bureaus te mogen inlenen, zodat er meer toezicht komt op deze bureaus. CDA, D66, GL-PvdA geven expliciet in hun verkiezingsprogramma aan dat ze voorstander zijn van dit idee. SGP, D66, GL-PvdA, PvdD en CU geven aan dat vanaf nu het minimumloon of cao van het land van het inlenende bedrijf leidend moet zijn. CU wil dat gemeenten worden betrokken worden in de handhaving van deze nieuwe wetgeving.

 GL-PvdA, CU en D66 willen zelfs uitzend- en detacheringsbureaus verbieden in sectoren waarin de grootste uitbuiting plaatsvinden en niet opgelost kunnen worden door een vergunningenstelsel. GL-PvdA wil verder verplicht stellen dat elk bedrijf 85% van zijn werknemers zelf in dienst heeft en wil op Europees niveau de normen voor uitzendbureaus herzien om betere bescherming van de arbeidsmigrant te garanderen.

Toezicht op uitbuiting
Naast controle op detacherings- en uitzendbureaus stellen partijen nog diverse andere maatregelen voor om uitbuiting van arbeidsmigranten te bestrijden.

Inmiddels ligt er een nieuw wetsvoorstel dat de definitie van mensenhandel aanpast, om mensenhandel en arbeidsuitbuiting makkelijker vast te stellen en daders te vervolgen. CU en D66 zijn voorstander van de nieuwe wet, terwijl GL- PvdA het kritisch afwacht.

CDA, CU, D66, VOLT, PvdD, GL-PvdA willen investeren in de arbeidsinspectie om arbeidsmisstanden sneller op te pakken. PvdD wil met name dat de arbeidsinspectie controleert in slachthuizen. GL-PvdA wil de samenwerking tussen de arbeidsinspectie, het UWV en de belastingdienst verbeteren om zo sneller arbeidsuitbuiting te kunnen constateren. CU wil dat de arbeidsinspectie zijn definitie van arbeidsuitbuiting stroomlijnt met dat van andere organisaties zoals Comensha.

D66 wil een loket oprichten waar arbeidsmigranten terecht kunnen met vragen over Nederlands arbeidsrecht en waar ze arbeidsuitbuiting kunnen melden. VOLT stelt voor om op EU-niveau een portal te maken met informatie voor arbeidsmigranten over de administratieve procedures en hun rechten per EU-lidstaat. Verder wil VOLT dat arbeidsmigranten een plek aan tafel krijgen bij beleidsmakers, zodat het beleid aansluit op hun problemen. GL-PvdA wil ‘proactief’ arbeidsmigranten informeren over hun rechten.

CU en VOLT willen arbeidsmigranten beschermen door de verantwoordelijkheid van gemeenten te vergroten. Zo wil CU dat “moeten arbeidsmigranten door gemeenten geholpen worden om aansluiting te vinden bij maatschappelijke voorzieningen, zoals bibliotheken, sportvoorzieningen, wijk- en dorpshuizen”.

Internationale studenten
Sinds 2016 is het aantal internationale studenten op Nederlandse universiteiten en hogescholen sterk toegenomen. Sinds het collegejaar 2023/24 lijkt de groei in internationale studenten echter te stagneren. Hoewel hbo-scholen nog steeds een stijging zien, is het aantal inschrijvingen van internationale studenten voor universiteiten afgenomen. In totaal schreven 50.876 internationale studenten zich dit collegejaar in; een half procent toename ten opzichte van vorig collegejaar. De groeiende trend lijkt daarmee doorbroken. Desalniettemin spreken vrijwel alle onderzochte partijen zich uit voor ‘grip op internationalisering’ (GL-PvdA) en stellen zij maatregelen voor om de instroom te beperken.

Zo stellen BBB, GL-PvdA, PvdD, D66 en Volt voor om de financieringsstructuur van universiteiten aan te passen. Studenten van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) betalen nu het bijna vier keer zo hoge instellingstarief. Dit tarief bedraagt voor een masteropleiding soms zelfs meer dan twintigduizend euro. Aldus worden universiteiten financieel geprikkeld om internationale studenten aan te trekken. Deze prikkel moet volgens de genoemde partijen worden beperkt. BBB, GL-PvdA en PvdD beogen daarbij expliciet de instroom van internationale studenten te verlagen. Wel wenst GL-PvdA een uitzondering te maken voor vluchtelingenstudenten, die wat betreft collegegeld gelijk zou moeten worden getrokken met EER-studenten. De VVD wenst juist het instellingsgeld te verhogen om de instroom van niet-EER-studenten te verlagen.

Tevens wil de VVD samen met NSC opkomen tegen het stapelen van studiefinanciering, waarbij studenten zowel in Nederlands als van hun eigen regering sociale en financiële voorzieningen genieten. EU-studenten moesten tot voor kort 56 uur per maand werken om in aanmerking te komen voor studiegeld van DUO. Op basis van het EU-rechtelijk vrij verkeer van werknemers genieten zij namelijk het recht op gelijke behandeling met betrekking tot sociale voorzieningen. De rechtbank heeft vorig jaar geoordeeld dat de eis van 56 uur te hoog is. Daarop is deze verlaagd naar 24 uur per maand.

Numerus fixus, studentenstop en huisvestingsmogelijkheden zijn andere veelgehoorde plannen van partijen omtrent het inperken van de instroom van internationale studenten. Zo stelt VVD een numerus fixus en talentstrategie voor. D66 stelt dat onderwijsinstellingen internationale studenten moeten helpen bij het vinden van een kamer. Gebaseerd op de capaciteit hiertoe dienen onderwijsinstellingen samen met de gemeente een streef-maximumgetal vast te stellen. Ook CDA en BBB pleiten voor een studentenstop in de (bachelor)opleidingen afhankelijk van huisvestigingsproblemen. Dit geldt ook voor NSC, die pleit dat de instroom van buitenlandse studenten middels wordt ‘gerelateerd aan de beschikbare capaciteit aan woonruimte en opleidingsplaatsen in studentensteden’. Tegelijkertijd wenst NSC een streef-quotum van 50 duizend migranten per jaar te implementeren, een getal dat studie-, asiel-, arbeids- en gezinsmigratie omvat. Zoals gezegd, bedraagt het aantal inschrijvingen van internationale studenten dit jaar 50.876.

Het tegengaan van ‘verengelsing’ is tot slot een populair onderwerp. Artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bepaalt dat het onderwijs in principe wordt gegeven in het Nederlands. Uitzonderingen hierop zijn taalstudies in vreemde talen, gastcolleges en indien ‘de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt’. Momenteel wordt op deze bepaling niet strikt gehandhaafd. In een Kamerbrief van april 2023 uitte Minister Dijkgraaf de wens om hier verandering in te brengen. Niet alleen wenst hij striktere handhaving van de huidige wetgeving, maar ook nieuwe wetgeving gericht op langdurige capaciteitsbeperking op anderstalige trajecten. Het huidige wetsvoorstel Wet Taal en Toegankelijkheid niet voorziet in de mogelijkheid van permanente beperking, heeft Minister Dijkgraaf dit wetsvoorstel ingetrokken.

De voornemens schijnen door in de verkiezingsprogramma’s, in het bijzonder die van GL-PvdA. Zij stellen voor om de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aan te scherpen. Engelstalige opleidingen moeten voortaan beter worden onderbouwd en de minister van onderwijs moet strenger toezicht houden. D66 wil het financieel minder aantrekkelijk maken om over te stappen op Engelstalig onderwijs. NSC en PVV  stellen voor de Nederlandse taal standaard te maken in het hoger onderwijs.  CDA gaat hierin mee voor zover de studie zich primair richt op de Nederlandse arbeidsmarkt. De SP wil dat iedere studie volledig in het Nederlands moet kunnen worden gevolgd. De Christenunie stelt dat Nederlandstalig onderwijs in principe het uitgangspunt is, maar dat universiteiten zelf beslissen welk deel van hun opleidingen Engelstalig is. Opvallend is dus dat CDA en Christenunie een beleid impliceren dat soepeler is dan de huidige wetgeving. NSC en PVV geven geen nadere concretisering van het ‘standaard maken’ van de Nederlandse taal in het hoger onderwijs. Of zij daarmee doelen op het handhaven van de huidige wet of opstellen van nieuwe regels, blijft dus onduidelijk.