Na de zelfmoord van de asielzoeker Aleksandr Dolmatov in januari 2013 in een detentiecentrum, schreef staatssecretaris Teeven een gedetailleerd rapport. Het is een rijke bron van informatie over de behandeling van asielzoekers, maar niet eenvoudig te lezen. Wat is de “Vreemdelingenketen” en hoe is de uitwisseling van informatie tussen de verschillende organisaties daarin eigenlijk geregeld?
door Pieter Boeles
Vreemdelingenketen
Wie als vreemdeling Nederland binnenkomt of als illegaal wordt aangetroffen doorloopt een stapsgewijs proces dat ertoe kan leiden dat hij of een verblijfsvergunning krijgt, of het land wordt uitgezet. Vooral bij het bevorderen van de terugkeer en bij detentie dan wel het bieden van opvang, met alle sociale, juridische en medische verantwoordelijkheden die daar bij komen is een keten van organisaties betrokken, die onder regie staan van de Dienst Terugkeer en Vertrek van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Het gaat om:
– Koninklijke Marechaussee, Zeehaven politie (toegang en grensbewaking)
– Vreemdelingenpolitie en Marechaussee (toezicht en handhaving)
– Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) (beoordeling aanvragen verblijfsvergunningen)
– Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) (opvang)
– Dienst terugkeer en Vertrek (DT&V) (uitzetting)
– Hulpofficieren van Justitie (vreemdelingendetentie)
Als de vreemdeling tegen beslissingen van de overheid procedeert, komen de volgende organisaties in beeld:
– Advocatuur
– Rechtbanken
– Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
– Beroepschriften van advocaten worden gericht aan het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken, dat de zaken onder verschillende rechtbanken distribueert en de informatie over ingediende beroepen naar andere relevante organisaties doorgeeft.
De locaties waar de vreemdeling al dan niet vrijwillig kan worden ondergebracht hebben ook weer hun eigen organisaties:
– Asielzoekerscentra
– Vrijheidsbeperkende locaties
– Gezinslocaties
– Detentiecentra
– Penitentiaire centra
– Uitzetcentra
Bij het welzijn van vreemdelingen die zich legaal of illegaal in Nederland bevinden kunnen diverse maatschappelijke organisaties betrokken zijn, zoals:
– Internationale Organisatie voor Migratie (IOM)
– VluchtelingenWerk Nederland
– Stichting Nidos
– Gemeenten
Daarbij komt nog de verantwoordelijkheid voor medische en psychische zorg
– GG en GD
– Gezondheidscentrum asielzoekers
Deze toch al lange lijst is niet volledig. Het spreekt voor zich, dat het niet eenvoudig is al deze organisaties adequaat met elkaar te laten samenwerken.
Bonte verscheidenheid van digitale systemen
Zoveel organisaties, zoveel systemen. Dit is volgens het al genoemde Inspectierapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie bij uitstek een kenmerk van de vreemdelingenketen. De ketenpartners hanteren allen eigen systemen. Met betrekking tot de informatie-uitwisseling over Dolmatov constateert de Inspectie dat zij achtereenvolgens ten minste de volgende eigen systemen gebruiken:
– IBIS, door het COA;
– BERBER-VK, door het CIV (Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken);
– INDiGO , door de IND;
– PSH-V ,door de Vreemdelingenpolitie;
– ISTV, door de DT&V (Dienst terugkeer en Vertrek);
– BVH , door de Eenheid Rotterdam van de Nationale Politie;
– TULP-Selectie, door Bureau coördinatie vreemdelingenzaken en door het Detentiecentrum Rotterdam).
Daarnaast is een aantal van deze organisaties aangesloten op de “BVV”: het COA, de DT&V, de IND en de Vreemdelingenpolitie. Zij kunnen in meer of mindere mate informatie aan de BVV toevoegen en/of uit de BVV halen.
Hoe worden al die informatiesystemen met elkaar gecoördineerd?
Dit is één van de problemen waar de zaak Dolmatov de aandacht op heeft gericht. Volgens het Inspectierapport is het in de praktijk nog zo dat informatie die door ketenpartners wordt gedeeld, deels geautomatiseerd, maar deels ook handmatig in de eigen systemen wordt verwerkt. Zo stuurt de advocaat een fax naar het CIV, die het verwerkt in het systeem BERBER-VK. CIV stuurt vervolgens een fax naar de IND, die het weer verwerkt in het eigen systeem INDiGO. Dan dient de informatie ook nog via de BVV met andere ketenpartners te worden gedeeld. Dit gebeurt één keer per dag in een zogenoemde ‘batch’, waardoor er altijd sprake is van enige vertraging. De Inspectie heeft in haar onderzoek ook geconstateerd dat informatie tussen het COA en de IND, die een kantoor delen op het aanmeldcentrum, wordt gedeeld door informatie uit IBIS handmatig in een Excel-document over te schrijven en dit vervolgens weer handmatig in INDiGO te verwerken. Door middel van een speciaal (M118-)formulier meldt de Vreemdelingenpolitie of de KMar vreemdelingen aan bij DJI voor de inbewaringstelling in een justitiële inrichting, in dit geval een detentiecentrum. Vanaf dat moment dient het formulier door de verschillende ketenpartners te worden aangevuld met actuele informatie. Hierdoor zijn uiteindelijk de KMar of de Zeehavenpolitie (beide verantwoordelijk voor de uitzetting) vooraf op de hoogte van alle omstandigheden, waaronder het gedrag van de vreemdeling en medische omstandigheden. Deze kunnen immers van belang zijn voor de veiligheid van de ambtenaren belast met de begeleiding van de vlucht. Het formulier dient een vreemdeling in het gehele terugkeerproces te begeleiden en te fungeren als een groeidocument, waarmee de ketenpartners elkaar informeren in het terugkeerproces.
Een convenant tussen zestien van deze organisaties om de informatievoorziening binnen de keten te verbeteren (Architectuur van de vreemdelingenketen) is op 14 februari 2013 gelanceerd.
(beeld: Ron Mueck, “Boy”, ARoS Museum, Aarhus, Denemarken)