Lidstaten mogen zelf bepalen of zij het homohuwelijk toestaan of niet. Zij mogen echter niet een Unieburger beletten om het vrij verkeer uit te oefenen door aan de elders gehuwde echtgenoot van hetzelfde geslacht een verblijfsvergunning te weigeren. Dit heeft het Europees Hof van Justitie op 5 juni 2018 geoordeeld.
Door: Francien de Lange
Unieburgers die in een andere lidstaat wonen mogen hun echtgenoten daar bij zich hebben. Die echtgenoten krijgen in de andere lidstaat een verblijfsrecht. Dat staat in de Unieburgerrichtlijn 2004/38. Worden onder “echtgenoten” ook gehuwde homostellen verstaan? In veel lidstaten is het homohuwelijk erkend. Maar in andere niet. Volgens het Roemeense burgerlijk wetboek is het huwelijk uitsluitend een verbintenis tussen een man en een vrouw. Roemenië is niet het enige Europese land waar dit het geval is. In Slowakije, bijvoorbeeld, is sinds vier jaar het homohuwelijk grondwettelijk verboden. Ook in Hongarije en Letland mogen personen van hetzelfde geslacht niet met elkaar trouwen. Mogen die landen een verblijfsrecht weigeren aan een echtgenoot die van hetzelfde geslacht is als de Unieburger op de grond dat in die landen het homohuwelijk niet bestaat of zelfs is verboden?
De zaak voorafgaand aan de procedure bij het Hof
De zaak die bij het Hof van Justitie voorlag ging om twee mannen, een Roemeen en een Amerikaan, die in België met elkaar waren getrouwd. Vier jaar na hun huwelijk wilden zij samen gaan wonen in Roemenië. Het verzoek om een verblijfsrecht voor de Amerikaanse echtgenoot werd echter geweigerd omdat hij volgens de Roemeense autoriteiten niet als “echtgenoot” als bedoeld in de Unieburgerrichtlijn kon worden aangemerkt, nu in Roemenië het homohuwelijk niet wordt erkend. De echtgenoten gingen tegen de afwijzing in beroep en voerden aan dat de weigering in strijd was met de Roemeense grondwet, onder andere met het recht op gelijke behandeling en bescherming van het familie- en gezinsleven. De zaak kwam uiteindelijk bij het Roemeense grondwettelijk hof. Dat stelde het Hof van Justitie de vraag of het begrip “echtgenoot” in de Unieburgerrichtlijn ook echtgenoten van hetzelfde geslacht omvat, indien zij wettig in een andere lidstaat zijn getrouwd, en zo ja, of dit betekent dat lidstaten vereist zijn om een verblijfsrecht van langer dan drie maanden aan deze echtgenoten toe te kennen.
De uitspraak van het Hof van Justitie
Het Hof zegt allereerst dat het begrip “echtgenoot” in de zin van de richtlijn geslachtsneutraal is en dus ook de echtgenoot van hetzelfde geslacht van de betrokken Unieburger kan omvatten. Vervolgens merkt het Hof op dat er bij het begrip “echtgenoot” in de Unieburgerrichtlijn geen enkele kanttekening is gemaakt, zoals dat bij het begrip “geregistreerd partnerschap” wel is gedaan. Bij geregistreerde partners wordt namelijk in de richtlijn een voorbehoud gemaakt: enkel voor zover de wetgeving van het gastland geregistreerd partnerschap gelijk stelt met het huwelijk en aan de voorwaarden van de wetgeving van het gastland is voldaan komt aan hen een rechtstreeks verblijfsrecht bij de Unieburger toe.
Lidstaten kunnen dus niet met verwijzing naar hun nationale recht een afgeleid verblijfsrecht weigeren aan een echtgenoot van een unieburger van hetzelfde geslacht. Lidstaten dienen een huwelijk tussen twee mensen met hetzelfde geslacht te erkennen, zij het enkel met het oog op toekenning van dit afgeleid verblijfsrecht.
Lidstaten mogen zelf blijven bepalen of zij binnen hun nationale wetgeving het homohuwelijk toestaan of niet. Zij moeten echter wel het Unierecht in acht nemen. Wanneer lidstaten het verblijfsrecht van een echtgenoot van een Unieburger van hetzelfde geslacht zouden kunnen weigeren afhankelijk van de vraag of het nationale recht het homohuwelijk toestaat of niet, dan zou dit betekenen dat het vrij verkeer van Unieburgers van lidstaat tot lidstaat verschilt. De weigering van het erkennen van een homohuwelijk in het kader van dit afgeleide verblijfsrecht zou een belemmering van het vrij verkeer van de betrokken Unieburger inhouden, aangezien dit – bijvoorbeeld – betekent dat deze Unieburger niet de mogelijkheid heeft om met zijn echtgenoot terug te keren naar de lidstaat van zijn eigen nationaliteit.
Nationale identiteit van de lidstaten
Enkele lidstaten, waaronder Letland, hadden opmerkingen bij het Hof ingediend over het feit dat verschillende lidstaten willen vasthouden aan hun eigen opvatting over het huwelijk als eenheid tussen man en vrouw. De Letse regering merkte tijdens de zitting op dat de weigering om een in een andere lidstaat gesloten homohuwelijk te erkennen gerechtvaardigd is, onder andere vanwege redenen van nationale identiteit, op grond waarvan de Europese Unie de nationale identiteit van lidstaten dient te eerbiedigen. Het Hof brengt hier tegenin dat de verplichting om een homohuwelijk te erkennen enkel met het oog op toekenning van een afgeleid verblijfsrecht niet betekent dat lidstaten het homohuwelijk in hun wetgeving moeten opnemen. Hoe zij het huwelijk in hun nationale recht regelen blijft dus de bevoegdheid van de lidstaten zelf. Dit druist dan ook niet in tegen de nationale identiteit van de lidstaten.
De uitspraak van het Hof kwam enkele dagen voordat een parade in Boekarest stond gepland in het kader van de Boekarest Pride. Zowel voor- als tegenstanders van het homohuwelijk gingen de straat op. Tegenstanders willen al langere tijd dat er een referendum over een grondwetswijziging komt. Deze wijziging zou er voor moeten zorgen dat ook de grondwet een huwelijk definieert als een eenheid tussen man en vrouw, in plaats van tussen twee echtgenoten. Legalisatie van het homohuwelijk zou daarmee nog verder uit het zicht raken. Leiders van de katholieke kerk in Roemenië en Slowakije zijn niet bang dat de uitspraak van het Hof verandering zal brengen in de houding ten opzichte van het homohuwelijk en zeggen dat de kerk erop zal toezien dat het traditionele huwelijk in de landen beschermd wordt. De Roemeense autoriteiten hebben zelf nog niet op de uitspraak gereageerd.