Het is moeilijk om door een asielzoeker gestelde homoseksualiteit te beoordelen. Hongarije gebruikte voor deze geloofwaardigheidsbeoordeling psychologische tests. In een uitspraak van 25 januari 2018 oordeelde het Hof van Justitie dat dit in strijd is met het recht op privéleven van asielzoekers.
Door Marcelle Reneman
Sinds een uitspraak van het Hof van Justitie van 2013 is duidelijk dat de lidstaten van de EU niet van homoseksuelen mogen verwachten dat zij in het land van herkomst hun homoseksualiteit geheim houden of terughoudend zijn met het uiten ervan. Zij kunnen daardoor asielverzoeken van homoseksuelen niet langer afwijzen met het argument dat zij vervolging of mishandeling zouden kunnen vermijden door hun homoseksualiteit te verbergen of daar omzichtig mee om te gaan. Dit heeft ertoe geleid dat in zaken van asielzoekers die een beroep doen op hun homoseksualiteit de geloofwaardigheidsbeoordeling van hun seksuele gerichtheid centraal is komen te staan. De lidstaten worstelen met de vraag hoe zij deze geloofwaardigheid moeten beoordelen. Het gaat immers om de identiteit van een persoon, iets wat niet door middel van bijvoorbeeld documenten is vast te stellen. Het Hof van Justitie oordeelde in 2014 dat er grenzen zijn aan de methoden die lidstaten hiervoor mogen gebruiken: het afnemen van fysieke tests (fallometrie), het gebruik van pornografische beelden en gedetailleerde vragen over het seksleven van de asielzoeker, zijn niet toegestaan.
Hongarije gebruikt psychologische tests
De Hongaarse autoriteiten lieten deskundigen psychologische tests afnemen, om zo ‘een indruk te krijgen van de seksuele gerichtheid’ van een asielzoeker. In de zaak die bij het Hof van Justitie voorlag, werd de asielzoeker onderworpen aan een oriënterend onderzoek, een persoonlijkheidsonderzoek en zogenaamde projectieve persoonlijkheidstests: de Draw-a-Person-in-the-Rain (DAPR)-test, een Rorschach-test en een Szondi-test. Bij de Rorschach test gaat het bijvoorbeeld om het interpreteren van inktvlekken. Het gebruik van deze tests is omstreden. De Advocaat-Generaal van het Hof van Justitie verwees in zijn conclusie naar studies, waaruit bleek dat homoseksuele mannen en vrouwen vanuit psychologisch oogpunt niet van heteroseksuele mannen en vrouwen kunnen worden onderscheiden.
De deskundige concludeerde in de Hongaarse zaak dat de bewering van de asielzoeker dat hij homoseksueel was niet kon worden gestaafd. De Hongaarse autoriteiten zagen zelf geen essentiële tegenstrijdigheden in de verklaringen van de asielzoeker. Zij achten zijn homoseksualiteit op basis van de psychologische tests echter ongeloofwaardig. De asielzoeker ging in beroep bij de Hongaarse rechter. Deze vroeg het Hof van Justitie of het gebruik van deskundigenrapporten in het algemeen, en psychologische tests in het bijzonder, zijn toegestaan om de geloofwaardigheid van gestelde homoseksualiteit te beoordelen.
Het gebruik van deskundigenrapporten
Het Hof van Justitie oordeelt eerst dat het gebruik van deskundigenrapporten bij geloofwaardigheidsbeoordeling van de homoseksualiteit van de asielzoeker in principe is toegestaan. Deskundigenonderzoek mag echter niet de grondrechten van de asielzoeker schenden, zoals het recht op eerbiediging van de menselijke waardigheid en het recht op eerbiediging van het privéleven. Het Hof van Justitie sluit niet uit dat ‘bepaalde vormen van deskundigenonderzoek bij de toetsing van de feiten en omstandigheden nuttig kunnen blijken en uitgevoerd kunnen worden zonder inbreuk te maken op de grondrechten van de [asielzoeker]’. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een deskundige die informatie geeft over de situatie van homoseksuelen in het land van herkomst van de asielzoeker of adviseert over genderidentiteit en seksuele gerichtheid. Volgens het Hof van Justitie kan het echter niet zo zijn dat de instanties die over het asielverzoek beslissen gebonden zijn aan de conclusies van de deskundige. Bovendien mogen zij hun beoordeling niet enkel op de conclusies van de deskundige baseren. Zij moeten altijd zelf een geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van de asielzoeker uitvoeren, waarbij zij de situatie in het land van herkomst en de persoonlijke omstandigheden van de asielzoeker betrekken.
Psychologische tests schenden het recht op privéleven
Het Hof zegt vervolgens dat het gebruik van psychologische tests, zoals aan de orde was in de Hongaarse zaak, in strijd is met het recht op privéleven. Het Hof merkt eerst op dat deelname aan de psychologische tests niet vrijwillig is, ook niet als de asielzoeker toestemming heeft gegeven voor het uitvoeren van de tests. De druk op de asielzoeker om mee te doen is groot. Een weigering aan de test deel te nemen kan negatieve gevolgen hebben voor de uitkomst van de asielprocedure.
Volgens het Hof maakt het uitvoeren van de tests inbreuk op het privéleven van de asielzoeker. Een dergelijke inbreuk op het privé leven kan alleen gerechtvaardigd zijn als deze passend en noodzakelijk is voor het bereiken van het doel, in dit geval de geloofwaardigheidsbeoordeling. Een deskundigenonderzoek is volgens het Hof alleen passend als ‘het is gebaseerd op methodes en beginselen die volgens de normen die door de internationale wetenschap zijn erkend, betrouwbaar genoeg zijn’. Het Hof gaat net niet zover te stellen dat projectieve psychologische tests niet kunnen bijdragen aan de vaststelling van homoseksualiteit, maar geeft wel aan dat er grote twijfels bestaan over de betrouwbaarheid van deze tests. Daarnaast overweegt het Hof dat de tests, als zij al betrouwbaar zijn, slechts een globale indruk geven van de homoseksualiteit van de asielzoeker en dus van beperkte waarde zijn. Dit terwijl het afnemen van psychologische tests met het doel homoseksualiteit vast te stellen een ernstige inbreuk is op het recht op privéleven. De belangenafweging valt zodoende uit in het voordeel van de asielzoeker, de inbreuk is ernstig en het nut beperkt.
Ook uit de Yogyakarta-beginselen, die gaan over mensenrechten met betrekking tot seksuele geaardheid en genderidentiteit, volgt volgens het Hof dat het recht op privéleven wordt aangetast door het afnemen van de psychologische onderzoeken. Die beginselen stellen dat niemand gedwongen mag worden om enigerlei psychologische test te ondergaan op grond van zijn seksuele geaardheid of genderidentiteit. Het Hof concludeert dat het afnemen van de psychologische tests een ernstigere inbreuk is op het privéleven dan nodigs om de geloofwaardigheid van de homoseksualiteit van de asielzoeker te beoordelen.
Hoe moet het dan wel?
Over hoe de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van asielzoekers over hun gestelde homoseksualiteit het beste kan worden uitgevoerd, geeft het Hof van Justitie geen concrete richtlijnen. Het Hof zegt alleen dat de autoriteiten ervoor moeten zorgen dat zij de daarvoor de benodigde expertise in huis hebben.
Geloofwaardigheidsbeoordeling van homoseksualiteit in Nederland
De Nederlandse IND beoordeelt de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid van asielzoekers aan de hand van een werkinstructie. Bij deze beoordeling wordt aandacht besteed aan een aantal thema’s, zoals de bewustwording van homoseksualiteit, het proces van zelfacceptatie, reacties van de omgeving en de eventuele relaties die de asielzoeker heeft gehad. Daarnaast vraagt de IND naar contacten met homoseksuelen en/of de homoseksuele gemeenschap in het land van herkomst en in Nederland. Ten slotte kijkt de IND naar de (eventuele) problemen die de asielzoeker in het land van herkomst heeft gehad vanwege zijn homoseksualiteit en welke problemen hij vreest bij terugkeer. Daarbij is van belang hoe de asielzoeker na terugkeer invulling zou geven aan zijn homoseksualiteit. De werkinstructie vermeldt dat medische tests ter vaststelling van de seksuele gerichtheid, documentair bewijs in de vorm van bijvoorbeeld foto’s of video’s en expliciete vragen over seksuele handelingen of activiteiten in de beoordeling geen rol mogen spelen.
In Nederland staat de beoordeling van de geloofwaardigheid van homoseksualiteit volop in de belangstelling. In november 2017 werd in de Tweede Kamer gediscussieerd over de beoordeling van de asielrelazen van homoseksuelen en bekeerlingen. Er zouden te vaak homoseksuele asielzoekers ten onrechte worden afgewezen. De Tweede Kamer nam een motie aan, waarin de regering werd verzocht te onderzoeken of de beoordeling van de geloofwaardigheid van bekeerlingen (waarbij een vergelijkbare problematiek speelt) en de seksuele gerichtheid van asielzoekers kan worden verbeterd en hiertoe met voorstellen te komen.
Volgens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vindt de geloofwaardigheidsbeoordeling door de IND in zaken van gestelde homoseksuelen zorgvuldig plaats. Hij gaat wel bezien of er mogelijkheden zijn om de wijze van beoordeling van de seksuele gerichtheid van asielzoekers door de IND nog verder te verbeteren. Daarvoor zal hij contact opnemen met belangenorganisaties. Hij benadrukt dat de IND adviezen kan inwinnen van deskundigen maar als enige bevoegd blijft om beslissingen te nemen in asielzaken.