Verblijfblog bespreekt de komende weken de integratie- en migratieparagrafen van de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen in de Tweede Kamer. Plannen worden per thema vergeleken met eerdere programma’s sinds 2006. Het tweede thema is integratie.
Door Veeni Naganathar – zie ook de Verblijfscolumn van Martijn Stronks op NRC blog Recht en onrecht.
Het integratiebeleid is al jaren onderwerp van discussie, zo ook in de aanloop naar de aankomende verkiezingen. In de verkiezingsprogramma’s zijn drie subthema’s te onderscheiden: inburgering, normen en waarden en werk. We bespreken eerst de regelgeving sinds 2006 over deze drie onderwerpen, en daarna de voorstellen die de partijen sinds dat jaar in hun verkiezingsprogramma’s hebben gedaan.
Hoe is de inburgering op dit moment geregeld?
Tot 2007 kenden we in Nederland een inspanningsverplichting tot deelname aan inburgeringscursussen voor vreemdelingen (nieuwkomers). Die verplichting gold voor vreemdelingen die zich vanaf september 1998 duurzaam in Nederland wilden vestigen (1998-2006). De gemeenten moesten een inburgeringscursus aanbieden, die gefinancierd werd door het Rijk. Tussen 2007 en 2013 werd dit aanbod alleen gedaan aan asielmigranten en geestelijke bedienaren. Gezinsmigranten hadden een eigen verantwoordelijkheid voor inburgering. Onder de Wi2007 maakte de inspanningsverplichting plaats voor een resultaatsverplichting. Die gold niet alleen voor nieuwkomers, maar ook voor oudkomers (migranten die vóór 2007 in Nederland woonachtig waren, met onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal) en was de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar het uitganspunt. De regierol van gemeenten werd hiermee ook beëindigd, omdat “de inburgeringsachterstanden waarvoor de regierol van gemeenten in het leven was geroepen, grotendeels waren weggewerkt”.
Met de inwerkingtreding van de Wi2013 is het cursusaanbod en de begeleiding door gemeenten vervangen door een consumentenmarkt voor inburgeringscursussen. Er ligt nu meer nadruk op de eigen verantwoordelijk, wat ook betekent dat de kosten van inburgering voor rekening van de inburgeraar komen. Inburgeraars die de inburgering niet kunnen bekostigen, kunnen gebruiken maken van een sociale leenfaciliteit. Inburgeraars kunnen maximaal € 10.000,- lenen. Asielmigranten die op tijd hun diploma hebben behaald hoeven deze lening niet terug te betalen, voor de overige migranten geldt dat zij de lening moeten terugbetalen met rente, vanaf 2017 wordt een rentepercentage van 0.00% gehanteerd.
Sancties
Het niet nakomen van de inburgeringsverplichting werd vanaf het begin gesanctioneerd met een financiële boete. Sinds 2007 kunnen ook verblijfsrechtelijke sancties opgelegd worden. Zo kon onder de Wi2007 besloten worden een vergunning voor onbepaalde tijd niet te verlenen. Bovendien is naturalisatie niet mogelijk zonder het behalen van het examen. Onder de Wi2013 zijn de sancties nog eens iets uitgebreid; het is nu ook mogelijk een vergunning voor bepaalde tijd in te trekken.
Welke rol spelen normen en waarden in het integratiebeleid?
Sinds de invoering van de inburgeringsplicht heeft het inburgeringsexamen uit twee componenten bestaan: taal en kennis van de Nederlandse samenleving. In de inburgeringsprogramma’s wordt reeds aandacht besteed aan de Nederlandse normen en waarden. Het huidige kabinet acht het nodig om hiernaast een ‘participatieverklaringstraject’ op te nemen in de Wi2013. Door het ondertekenen van de participatieverklaring verklaart de inburgeraar “de waarden en spelregels van de Nederlandse samenleving” te kennen en deze te respecteren. In dit nieuwe beleid zouden gemeenten een meer adviserende rol krijgen.
In het Regeerakkoord van 29 oktober 2012 is afgesproken dat “gezichtsbedekkende kleding” wordt verboden in het onderwijs, de zorg, het openbaar vervoer en overheidsgebouwen. Het wetsvoorstel “Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding” geeft hieraan uitvoering, en is op 29 november 2016 aangenomen door de Tweede Kamer. De SP, de PvdD, de PvdA, 50PLUS, VVD,CU, CDA, en PVV stemden voor. GL en D66 stemden tegen.
Dubbele nationaliteit
Sinds de inwerkingtreding van de Rijkswet op de het Nederlanderschap (RWN) was het uitgangspunt altijd geweest dat dubbele nationaliteit onwenselijk is. Met de herziening van de RWN in 2003 werd afstand gedaan van de gedachte dat dubbele nationaliteit zoveel mogelijk tegengegaan moest worden. Zo werden uitzonderingen gemaakt op de hoofdregel dat de vrijwillige aanname van een andere nationaliteit tot verlies van de Nederlandse nationaliteit leidt. In 2010 werden de regels met betrekking tot het afstand doen van de nationaliteit van het land van herkomst weer aangescherpt. Mensen die het Nederlanderschap krijgen, moeten in principe afstand doen van de oorspronkelijke nationaliteit. De Tweede kamer-leden Sjoerdsma en Marcouch hebben een wetsvoorstel tot wijziging van de RWN ingediend dat het toestaan van meervoudige nationaliteit het uitgangspunt maakt.
Mogen asielzoekers nu werken?
In de Wet arbeid vreemdelingen is de toegang van vreemdelingen tot de Nederlandse arbeidsmarkt geregeld. Werkgevers mogen vreemdelingen geen arbeid laten verrichten zonder een tewerkstellingsvergunning. Voor een aantal categorieën vreemdelingen geldt dit verbod niet, zoals mensen met een verblijfsvergunning voor onbepaalde. Asielzoekers met een tewerkstellingsvergunning mogen, nadat zij zes maanden in de asielprocedure zitten, maximaal 24 weken binnen een periode van 12 maanden werken. Voor stages gelden in principe dezelfde regels. Asielzoekers mogen ook vrijwilligerswerk doen. Hiervoor is een vrijwilligersverklaring vereist.
Wat zeggen de politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s over inburgering?
Op één politieke partij na (de PVV) worden in alle partijprogramma’s inburgeringsmaatregelen voorgesteld. Opvallend is dat de partijen verschillende termen hanteren om de doelgroep te duiden, waardoor het onduidelijk blijft voor welke groep(en) een inburgeringsplicht geldt. Zo wordt er gesproken over nieuwkomers (VVD, D66, CDA), asielzoekers (GL, D66, CU), vluchtelingen (D66, CDA, PvdD), statushouders (D66, CU, SP) migranten (PvdA, SP), oudkomers (SP), en nieuwe Nederlanders (PvdA).
Over het algemeen zijn de partijen het met elkaar eens als het gaat om het belang en het doel van inburgering. Toch zijn de voorgestelde maatregelen zeer uiteenlopend. Zo staat de PvdA (net als in 2012) een leeftijdsonafhankelijke leerplicht voor die ook geldt voor Midden- en Oost-Europese migranten die zich permanent in Nederland vestigen, en wil de SP dat er een specifiek integratiebeleid komt voor mensen “met een grote achterstand tot de Nederlandse samenleving”, om “problemen als taal, werkloosheid en eergerelateerd geweld aan te kunnen pakken”.
Het CDA en de CU introduceren een bijzondere rol voor gemeenten. Het CDA wil gemeenten de mogelijkheid bieden om in bijzondere omstandigheden iemand versneld in aanmerking te laten komen voor het Nederlanderschap. De CU wil een begeleide toegang tot de verzorgingsstaat, waarbij gemeenten “de zorgtoeslag, huurtoeslag en bijstand gedurende de eerste twee jaar innen”. D66 vindt dat bij het plaatsen van statushouders in de gemeente wordt gekeken naar de vraag op de arbeidsmarkt.
Verder merkt D66 op dat ook van autochtonen iets wordt verwacht: “integratie ligt primair bij de nieuwkomer, maar moet van twee kanten komen” (net als in 2006). In haar eerdere verkiezingsprogramma stelde de PvdA ook dat “van de al langer in Nederland wonende bevolking een open houding en een actieve belangstelling” werd verwacht. Ook van bedrijven en instanties werd verwacht dat zij toegankelijkheid boden en discriminatie bestreden (2002). De CU vond het essentieel dat nieuwkomers worden geholpen zich als burger van dit te land te vormen (2010, 2006).
Organisatie
De VVD en het CDA zien inburgering als de eigen verantwoordelijkheid van nieuwkomers, terwijl D66, de PvdA en GL vinden dat “overheid en gemeenten” veel meer ondersteuning en begeleiding moeten bieden. Ook de SP wil “taal- en inburgeringsonderwijs niet overlaten aan de markt”.
Wat het aanbod van inburgeringscursussen betreft, vinden het CDA en de SP dat dat moet worden verruimd (CDA) en dat de cursussen laagdrempelig en toegankelijk georganiseerd moeten worden via de kanalen van de publieke omroep in de buurt, op scholen en op het werk. GL vindt dat de inburgeringscursussen moeten worden gegeven door reguliere onderwijsinstellingen. De PvdA stelt een landelijk dekkend aanbod van inburgering voor, waarvoor stikte kwaliteitseisen gelden (net als in 2012).
In eerdere verkiezingsprogramma’s zag de VVD inburgering ook als een eigen verantwoordelijkheid, waarbij projecten en integratiesubsidies vanuit de overheid niet pasten (2012, 2010). Het CDA stelde een verplichte duale inburgeringscursus voor allochtone ouders die kinderen opvoeden (2010) en vond dat er meer geld moest worden uitgetrokken voor omvangrijke faciliteiten voor scholing (2006). De SP stelde reeds in 2010 en 2012 voor om de marktwering in de inburgering te stoppen en inburgering laagdrempelig te maken. Dat gemeenten maatwerk moesten leveren werd zowel door de SP (2010) als GL voorgesteld (2010). De PvdD zag inburgering als een gedeelde verantwoordelijkheid (2012, 2006).
Kosten
Over de vraag wie de kosten van inburgering moeten dragen verschillen de meningen: de VVD en de PvdA vinden dat de cursisten de kosten zelf moeten betalen, al dan niet door gebruik te maken van een sociaal leenstelsel (VVD) of een bijdrage van de overheid “bij financiële noodzakelijkheid” (PvdA). Als het gaat om de inburgering van toegelaten vluchtelingen vindt de PvdA dat de kosten volledig voor rekening van de overheid moeten blijven (net als in 2012). GL en de SP vinden daarentegen dat de inburgeringscursussen in alle gevallen moeten worden bekostigd door de Rijksoverheid (GL), en dus gratis moeten worden (GL, SP).
In eerdere verkiezingsprogramma’s stelde de VVD ook al een sociaal leenstelsel voor, en wel voor migranten die de kosten van inburgering niet zelf konden betalen (2012, 2010) en vonden de PvdA en de CU dat mensen die vrijwillig naar Nederland komen zelf de inburgering moesten betalen (2012, CU 2010). De SP heeft zich de afgelopen jaren steevast op het standpunt gesteld dat inburgering kosteloos moest worden (2012, 2010, 2006). De PVV vond dat inburgeraars zelf taalcursussen en inburgeringscursussen moesten betalen (2010).
Sancties
Wanneer nieuwkomers verwijtbaar niet voldoen aan hun inburgeringsplicht, moet dit volgens de VVD de volgende consequenties kunnen hebben: het verliezen van de verblijfsvergunning, geen sterkere verblijfsstatus, geen Nederlanderschap en/of geen (bijstands)uitkering. Het CDA wil in het uiterste geval de verblijfsstatus intrekken en D66 vindt dat inburgerweigeraars uiteindelijk uit het land moeten kunnen worden gezet, tenzij een uitzetting in strijd is met het beginsel van non-refoulement.
In eerdere verkiezingsprogramma’s stelde de VVD voor dat het niet met succes afronden van het inburgeringsexamen moest leiden tot verlies van het verblijfsrecht dan wel geen toegang tot of korting van de bijstand (2012, 2010). Het CDA vond dat de vreemdeling die onvoldoende meewerkte aan inburgering geen verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd kon verkrijgen of een boete of korting op zijn of haar uitkering moest krijgen (2012, 2010). SP wilde uitval bij inburgering voorkomen door individuele contracten en borgsommen (2006). Het niet slagen voor het inburgeringsexamen heeft geen gevolgen voor het verblijfsrecht volgens GL, maar een gebrek aan inspanningen kon wel leiden tot het betalen van boetes (2012, 2010). D66 vond het intrekken van de verblijfsvergunning bij het niet slagen voor de inburgeringscursus ook in eerdere verkiezingsprogramma’s buitenproportioneel en strijdig met het internationale recht (2012). De PvdD stelde “sancties” voor bij onwillige inburgeraars (2010).
Wat zeggen de politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s over de rol van normen en waarden?
De SP en de CU willen dat bij het inburgeringsproces bijzondere aandacht komt voor de vrijheden en de grondrechten die we in Nederland kennen (SP), middels een te ontwikkelen lespakket over de Nederlandse waarden (CU). D66 vindt dat grondrechten zoals gelijkheid van homo’s onderdeel moeten uitmaken van het inburgeringsexamen.
Haatpredikers worden door zowel de VVD als het CDA uit Nederland geweerd “om de Nederlandse kernwaarden te beschermen en religieuze genootschappen die de democratie ondermijnen” dan wel “in strijd zijn met onze rechtsorden” zullen worden verboden. Ook de PvdA wil actief “ideeën en praktijken bestrijden die een open en diverse samenleving bedreigen”.
Om elkaar open tegemoet te kunnen treden en in het belang van veiligheid staat de VVD een “algeheel verbod op gezichtsbedekkende kleding” in het openbaar voor, net als in haar eerdere verkiezingsprogramma (2012). Tijdens de beraadslaging over het wetsvoorstel “Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding” zei de VVD dat “het verbod op de boerka in publieke ruimtes een goede eerste stap [is] op weg naar een algeheel verbod op het dragen van een boerka of een niqab”.
In eerdere verkiezingsprogramma’s stelde de VVD dat in het onderwijs meer aandacht moest worden besteed aan de Nederlandse kernwaarden, waarbij een grote en actieve rol voor de ouders is weggelegd. Wanneer ouders niet optimaal meewerkten, kon de kinderbijslag worden gekort of vervallen (2012). Het subsidiëren van religieuze activiteiten zag de VVD niet als een taak van de overheid en het verbod op smalende godslastering moest uit het wetboek van strafrecht worden geschrapt. Wanneer buitenlandse geestelijken aanzetten tot non-acceptaties van de Nederlandse samenleving, konden zij niet worden toegelaten tot Nederland (2012).
Ook de PvdA, GL, de CU en D66 stelden voor om aandacht te besteden aan de Nederlandse samenleving en de grondrechten in het inburgeringsonderwijs (2012, 2010, PvdA en CU 2006). Het CDA stelde dat aan eventuele subsidiëring van levensbeschouwelijke organisaties, de overheid de voorwaarde moest stellen dat vanuit de kernwaarden van de Nederlandse samenleving een bijdrage wordt geleverd aan de samenleving (2006). De CU was niet voor het permanent in stand houden van multiculturele organisaties door middel van subsidies (2012, 2010), maar wilde specifieke activiteiten ten dienste van de samenleving wel faciliteren (2010), net als de PvdD (2010, 2006). De PVV wilde een verbod op “multiculti-subsidies” (2012).
GL was tegen het invoeren van “het boerkaverbod” (2012, 2010, 2006), net als D66 (2012). De PvdA en de CU waren ook geen voorstander van een algeheel boerkaverbod, maar vonden wel dat wanneer gelaatsbedekkende kleding bijvoorbeeld in het onderwijs of het openbaar vervoer een reëel probleem vormde, het verboden moest worden (2012, CU 2010). De PVV wilde geen “hoofddoeken” in “de zorg, het onderwijs, het gemeentehuis, gesubsidieerde organisaties of waar dan ook bij de overheid” en ook niet bij “de State-Generaal”, “het kabinet en hun ambtenaren, niet bij Kamerleden, niet bij medewerkers en niet bij bezoekers, bij niemand” (2012, 2010, 2006). Hoofddoeken moesten worden belast en de boerka en de Koran moesten verboden worden, boerkadragers en wie belabberd Nederlands sprak kregen geen uitkering (2012, 2010).
Dubbele nationaliteit
In de huidige verkiezingsprogramma’s wordt niets gezegd over het al dan niet afschaffen van de dubbele nationaliteit. De PVV stelt alleen dat criminelen met een dubbele nationaliteit gedenaturaliseerd en uitgezet moeten worden. In eerdere verkiezingsprogramma’s was dit anders. De PVV wilde geen dubbele nationaliteiten meer (2012, 2006) en vond dat mensen met een dubbele nationaliteit geen stemrecht mochten hebben (2012). In 2010 stelde de PVV voor menen met een dubbele nationaliteit te registreren. De PvdA vond dat het aan de mensen zelf was om te beslissen of ze hun oude nationaliteit willen behouden (2012, 2010, 2006). In 2012 vond de CU dat dubbele paspoorten mogelijk moesten zijn en dat mensen met een dubbele nationaliteit die zitting hadden in een Nederlandse volksvertegenwoordiging niet tegelijkertijd lid konden zijn van een buitenlandse volksvertegenwoordiging (2010). Eerder, in 2006, vond de CU nog dat een dubbele nationaliteit afgeschaft moest worden, tenzij dit onevenredig zware gevolgen had voor betrokkenen. D66 vond dat dubbele paspoorten mogelijk moesten zijn (2006). Het CDA stelde voor dat bij de vormgeving van dubbele nationaliteit rekening moest worden gehouden met het feit dat Nederland als handelsnatie “het moet hebben van mensen die in meer dan één wereld thuis zijn” (2012). GL wilde de mogelijkheid van een meervoudige nationaliteit niet inperken voor geboren of genaturaliseerde Nederlanders (2012).
Verklaringen
50Plus wil een ‘nieuwkomersverklaring’ introduceren, net als in België. Aan het verstrekken van het Nederlandse paspoort worden de volgende voorwaarden gesteld: een gemeentelijk ‘bewijs van goed gedrag’, volledige beheersing van de Nederlandse taal en een af te leggen verklaring van trouw aan de Nederlandse Grondwet.
De CU vraagt van nieuwkomers die in Nederland mogen verblijven dat zij de rechtsstaat en de waarden van godsdienstvrijheid, gelijkwaardigheid en de rechten van minderheden en vrouwen onderschrijven, door middel van een loyaliteitsverklaring.
Wat zeggen de politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s over werkende asielzoekers?
Opvallend is dat alle partijen maatregelen voorstellen die het voor de nieuwkomers makkelijker moeten maken om te kunnen werken of vrijwilligerswerk te doen.
De PvdA, D66, CU en de PvdD vinden dat de drempels daarvoor moeten worden weggenomen. Daarbij vindt D66 dat de competenties van de statushouders in kaart moeten worden gebracht en de diploma’s uit het land van herkomst snel moeten worden erkend. GL wil extra geld uittrekken voor toegankelijke trajecten die statushouders in staat moeten stellen minimaal een startkwalificatie te behalen.
Om statushouders te activeren wil de CU dat gemeenten samen met het Rijk aan statushouders werkstages en vrijwilligerswerk aanbieden. Ondernemende statushouders kunnen hulp krijgen bij het opzetten van bedrijfjes en bedrijven en organisaties die statushouders aannemen wordt het makkelijker gemaakt. Verder stelt de CU voor dat statushouders die geen werk hebben verplicht en passend vrijwilligerswerk moeten doen.
In eerdere verkiezingsprogramma’s stelde de PvdA ook voor dat asielzoekers tijdens de wachttijd op hun toelating vrijwilligerswerk moesten kunnen doen en dat de rechtsgeldigheid van in het land van herkomst behaalde diploma’s moest worden onderzocht (2012). Ook de CU vond dat inburgeringsonderwijs moest worden gecombineerd met een vakopleiding, vrijwilligerswerk of een betaalde baan (2012, 2010, 2006). Wanneer mensen niet voldoende diploma’s hadden voor de Nederlandse arbeidsmarkt, wilde GL dat zij een opleiding volgden (2010).
Voor deze analyse zijn de partijprogramma’s bestudeerd van CDA, D66, GroenLinks, PvdA, PVV, VVD, SP, CU, PvdD en 50plus voor de verkiezingen van 2006, 2010, 2012 en 2017.