Staatloosheid onder Syrische vluchtelingen: Wat doet Nederland?

7102

Door de komst van Syrische vluchtelingen, na het uitbreken van de Syrische burgeroorlog in 2011, is het aantal staatlozen en mensen met een onbekende nationaliteit in Nederland toegenomen. Waarom komt staatloosheid juist onder deze bevolkingsgroep regelmatig voor? Wat doet Nederland hier momenteel aan? En wat zou Nederland verder kunnen ondernemen om staatloosheid onder Syrische vluchtelingen op te heffen en te voorkomen?

Door Ida Asscher

Wat is staatloosheid?

Eerder werd in Verblijfblog aandacht besteed aan de vraag wanneer iemand ‘staatloos’ genoemd kan worden, wat de algemene oorzaken daarvan zijn en welke juridische gevolgen deze status heeft. Een staatloos persoon is, volgens artikel 1 van het Verdrag betreffende de Status van Staatlozen uit 1954, ‘een persoon die door geen enkele Staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd’. Anders geformuleerd houdt het in dat een persoon geen nationaliteit van een staat bezit.

Staatloosheid onder Syrische vluchtelingen in Nederland

Er is geen enkel land ter wereld uitgesloten van het probleem van staatloosheid. Nederland is hier dan ook geen uitzondering op. Momenteel zijn ruim 4.000 mensen als staatloos geregistreerd in Nederland. Dit aantal zal in werkelijkheid hoogstwaarschijnlijk hoger liggen aangezien staatlozen, bij registratie in de Basisregistratie Personen, vaak geregistreerd worden als ‘nationaliteit onbekend’ in plaats van ‘staatloos’. De reden hierachter is dat iemand die staatloos is, dit met officiële documenten moet kunnen aantonen. Veel mensen, en in het bijzonder vluchtelingen, beschikken echter niet over dergelijke documenten. Niet alle feitelijk staatlozen worden dus ook daadwerkelijk aangemerkt als juridisch staatloos.

Staatloosheid heeft ernstige gevolgen voor het individu. Niet-erkende staatlozen hebben geen paspoort en kunnen daarom niet legaal reizen. Als gevolg hiervan is het verblijf in Nederland voor deze groep vermoedelijk meer permanent dan voor personen die over een (Syrisch) paspoort beschikken. Staatlozen kunnen bovendien niet legaal werken, hebben geen recht op een uitkering, hebben geen verzekering en komen niet in aanmerking voor (medische) zorg. Ook is huisvesting vaak lastig aangezien staatlozen geen koop- of huurcontracten kunnen afsluiten.

Uit cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) blijkt dat met de komst van veel Syriërs, na het uitbreken van de Syrische burgeroorlog in 2011, het aantal staatlozen en mensen met een onbekende nationaliteit in Nederland is toegenomen. Dit heeft ten eerste te maken met staatloze Palestijnen en Koerden uit Syrië. De situatie van Koerden uit Syrië is een voorbeeld van hoe het collectief intrekken van nationaliteit kan resulteren in staatloosheid. In 1962 werd door de Syrische overheid de nationaliteit van ongeveer 120.000 Syrische Koerden ingetrokken. Dit leidde in de meeste gevallen tot staatloosheid, een status die vervolgens werd doorgegeven aan Koerdische kinderen. Ten tweede is genderdiscriminatie in Syrische nationaliteitswetgeving een grote oorzaak van staatloosheid onder Syrische vluchtelingen. Het uitgangspunt van de Syrische nationaliteitswet is het ius sanguinis a patre beginsel, dat wil zeggen dat de Syrische nationaliteit alleen door de vader kan worden overgedragen. Wanneer een alleenstaande Syrische vrouw in Nederland bevalt, dan zal haar kind staatloos zijn. Een andere veel voorkomende oorzaak van staatloosheid onder Syrische vluchtelingen zijn disfunctionele administratieve praktijken. Een gebrekkig geboorte registratiesysteem leidt in veel gevallen tot staatloosheid. In Syrië en in buurlanden als Libanon en Jordanië moet vaak een complexe, dure en aan deadlines gebonden procedure worden doorlopen voordat de geboorte van een kind kan worden geregistreerd. Bovendien zien ouders vaak het belang van geboorteregistratie niet in, beschikken zij niet over de juiste informatie over de procedure, beschikken de ouders zelf niet over de vereiste documentatie of is het door oorlog niet mogelijk om een gemeentehuis te bereiken. Veel kinderen van Syrische vluchtelingen zijn daarom niet geregistreerd en zonder papieren. Zonder geboorteakte is het, ook in Nederland, zeer moeilijk de nationaliteit van het kind vast te stellen.

Wetsvoorstel

In Nederland kan zowel de vader als de moeder de Nederlandse nationaliteit doorgeven, geboorteregistratie is op orde en Nederland is partij bij de twee internationale staatloosheidsverdragen, het Verdrag betreffende de status van staatlozen uit 1954 en het Verdrag tot beperking der staatloosheid uit 1961. Deze VN-verdragen verplichten staten om niet alleen staatlozen te beschermen maar ook om staatloosheid in zijn geheel op te heffen en te voorkomen. De bescherming die deze verdragen en andere in Nederland geldende rechten bieden aan staatlozen gelden echter alleen voor mensen die officieel erkend zijn als staatloos en dus niet voor de grote groep staatlozen die geregistreerd staan als ‘nationaliteit onbekend’ of helemaal niet geregistreerd staan. Een goed functionerende procedure om personen als staatloos te erkennen is daarom noodzakelijk om staatloosheid op te heffen en te voorkomen. Dit bureaucratisch probleem probeert Nederland momenteel op te lossen via een nieuw wetsvoorstel, waar sinds 2014 aan wordt gewerkt. Het wetsvoorstel moet echter nog door de Tweede Kamer in behandeling worden genomen. De procedure, zoals vastgelegd in het wetsvoorstel, zou het makkelijker maken om erkend te worden als staatloos met name voor mensen die hun staatloosheid niet kunnen bewijzen. Wanneer dit wetsvoorstel in werking treedt kan een civiele rechter vaststellen of iemand al dan niet als staatloos erkend moet worden.

Met deze nieuwe vaststellingsprocedure zouden meer personen als staatloos erkend kunnen worden en zoals eerder genoemd, hebben mensen die als staatloos erkend zijn specifieke rechten. Staatlozen kunnen bijvoorbeeld een reisdocument aanvragen en zij kunnen, mits zij in het bezit zijn van een geldige verblijfsvergunning, via een versoepelde regeling de Nederlandse nationaliteit verkrijgen.

Op grond van dit wetsvoorstel ligt de bewijslast echter nog steeds bij de aanvrager, dat wil zeggen, bij degene die een verzoek indient om als staatloos erkend te worden. Aangezien het uiterst moeilijk is om met officiële documenten aan te tonen dat je door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd, zal deze bewijslast hoogstwaarschijnlijk te zwaar zijn voor mensen die niet over de juiste documenten beschikken. Bovendien is het belangrijk om op te merken dat Nederland aan de vaststelling van staatloosheid geen verblijfsrecht koppelt. De UNHCR Nederland spant zich hier momenteel door middel van een petitie voor in. Zij zijn van mening dat de erkenning als staatloos hand in hand moet gaan met het recht op verblijf in Nederland. Een als staatloos erkend persoon met een verblijfsvergunning kan namelijk na 3 jaar de Nederlandse nationaliteit verkrijgen.

Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN)

In Artikel 1 van het Verdrag tot beperking der staatloosheid staat dat kinderen die op het grondgebied van een bepaalde staat zijn geboren en anders staatloos zouden zijn, de nationaliteit van die staat moeten krijgen. Dezelfde verplichting van staten om op deze manier staatloosheid te voorkomen kan ook worden gelezen in Artikel 7 van het Verdrag inzake de rechten van het kind uit 1989 (IVRK). Dit wil echter niet zeggen dat Nederland nationaliteit zou moeten verlenen aan ieder kind geboren op Nederlands grondgebied. Wat deze internationale verplichting wel inhoudt is dat indien een alleenstaande Syrische vrouw een kind krijgt in Nederland, dat zoals eerder genoemd staatloos zal zijn vanwege genderdiscriminatie in Syrische nationaliteitswetgeving, Nederland nationaliteit zou moeten verlenen aan het kind. Ondanks dat het kind, onder anderen op grond van Artikel 7 van het IVRK, vanaf de geboorte recht heeft op een nationaliteit, is het onwaarschijnlijk dat Nederland hiertoe over zal gaan. Dit is niet specifiek typerend voor Nederland maar een algemene tendens onder staten. Staten zijn vaker zeer terughoudend met het aangaan en implementeren van internationale verplichtingen die hun soevereiniteit omtrent het verlenen van nationaliteit beperken. Wel heeft Nederland toegezegd een wijziging van de RWN door te willen voeren ten aanzien van in Nederland geboren staatloze kinderen die niet rechtmatig verblijven in Nederland, waardoor zij onder bepaalde voorwaarden in aanmerking kunnen komen voor een versnelde verkrijging van de Nederlandse nationaliteit.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er meerdere oorzaken zijn van staatloosheid onder Syrische vluchtelingen in Nederland. De belangrijkste daarvan zijn genderdiscriminatie in Syrische nationaliteitswetgeving, disfunctionele administratieve praktijken en de situatie van staatloze Palestijnen en Koerden in Syrië. Nederland onderneemt weldegelijk stappen om de bescherming van staatlozen in Nederland te verbeteren namelijk, door middel van het genoemde wetsvoorstel en de toegezegde wijziging van de RWN. Om staatloosheid onder Syrische vluchtelingen op te heffen en te voorkomen zou Nederland de bewijslast in het wetsvoorstel kunnen verlichten en kunnen overwegen om aan de vaststelling van staatloosheid een verblijfsrecht te koppelen. Bovendien kan Nederland zijn verplichting om staatloosheid te voorkomen nakomen door artikel 1 van het Verdrag tot beperking der staatloosheid en artikel 7 van het IVRK te implementeren.

Ida Asscher is stagiair bij de juridische afdeling van Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens in Den Haag. In 2019 voltooide zij de Master Public International Law aan de Universiteit Leiden met een scriptie over de verplichting van staten om staatloosheid te voorkomen op grond van artikel 7 van het IVRK.