Strafbaarstelling hulp aan vluchtelingen in Griekenland

4256

Op 18 november 2021 staan 22 vluchtelingenhulpverleners, waaronder ook een Nederlandse man, terecht voor een Griekse strafrechtbank op grond van beschuldigingen in het kader van mensensmokkel, spionage, witwaspraktijken en lidmaatschap bij criminele organisaties. In dit blog worden de beschuldigingen in de context van een breder Europees ontmoedigingsbeleid besproken.

Door Eva Vandenhove

Op 18 november 2021 staan 22 vluchtelingenhulpverleners terecht voor de strafrechter in Mytilini, de hoofdstad van het Griekse eiland Lesbos, op grond van beschuldigingen in het kader van verschillende criminele activiteiten. Deze beschuldigingen kunnen leiden tot een gevangenisstraf van 25 jaar. De hulpverleners werden in 2018 op Lesbos gearresteerd door de Griekse politie tijdens het bieden van vrijwilligerswerk, zoals het assisteren in zoek- en reddingsacties van vluchtelingen op zee, in samenwerking met het Emergency Response Centre International (ERCI), een Griekse NGO die humanitaire hulp verleent aan mensen in levensbedreigende omstandigheden.

Minimalistische portretten van enkele terechtstaande vluchtelingenhulpverleners
Eén van de terechtstaande vluchtelingenhulpverleners is Pieter Wittenberg. Pieter Wittenberg is een Nederlandse man uit Peest en was in 2016 en 2017 actief als kapitein op een reddingsboot van de NGO ERCI, waarbij hij vluchtelingen in nood hielp in de Egeïsche Zee bij de oversteek tussen Turkije en Griekenland. Daarnaast hield hij de wacht op het strand om vluchtelingen op te vangen die Lesbos bereikten in gammele bootjes.

Een andere, en middels beroemd geworden, terechtstaande hulpverlener betreft Sarah Mardini. Deze jonge vrouw kwam zelf op Lesbos terecht in een gammel bootje als vluchteling toen ze in 2015 uit Syrië vluchtte. Ze besloot om vluchtelingenhulpverlener te worden en werkte jarenlang als vrijwilliger op Lesbos, waaronder ook in het vluchtelingenkamp van Moria. Sarah Mardini was aangesloten bij de NGO ERCI, waarbij ze verschillende werkzaamheden verrichte, van mensen redden op zee tot het tolken bij medische hulp.

Ook Nassos Karakitsos en Sean Binder maken deel uit van de groep van 22 vrijwilligers die voor de Griekse strafrechter moeten verschijnen. Beide mannen maakten deel uit van de NGO ERCI en hadden de taak om boten in nood te spotten en mensen op zee te redden. Nassos Karakitsos vertelde het volgende over zijn werk bij de NGO ERCI in een recent interview: “in the beginning it was just two people on the coastline waiting for boats. At this point in 2016 there were still an average of 40 boats arriving per day. Over the years ERCI operated, they supported 1000s of people to safety. As they grew, they got boats of their own so they could rescue people in distress.”

De beschuldigingen: het Grieks en Europees wettelijk kader
Pieter Wittenberg, Sarah Mardini, Nassos Karakitsos, Sean Binder en 18 andere hulpverleners worden er van verdacht zich schuldig te maken aan mensensmokkel, witwaspraktijken, lidmaatschap bij een criminele organisatie en spionage. In deze paragraaf worden de beschuldigingen besproken vanuit het Grieks, Europees en internationaal wettelijk kader.

Het Grieks wettelijk kader
De vluchtelingenhulpverleners worden verdacht van mensensmokkel. Artikel 29(5), artikel 29(6) en artikel 30 van de Griekse wet nr. 4251 (Griekse wetboek inzake migratie en sociale integratie) stellen mensensmokkel strafbaar. Mensensmokkel wordt in deze wet gedefinieerd als het vergemakkelijken van de binnenkomst of het vertrek van derdelanders van het Griekse grondgebied zonder toestemming van de Griekse autoriteiten, zoals bijvoorbeeld door middel van visacontroles. Indien deze handeling verricht werd met een winstoogmerk, in het kader van een beroep of indien twee of meer mensen gezamenlijk hebben gehandeld, worden hogere strafmaten toegepast.

Volgens de Griekse autoriteiten moet er een hogere strafmaat worden toegepast op de vluchtelingenhulpverleners, aangezien ze bijkomend worden beschuldigd van witwaspraktijken, die gekwalificeerd worden als handelen met een winstoogmerk. Witwaspraktijken worden strafbaar gesteld onder de Griekse wet nr. 3691 betreffende de preventie en bestrijding van het witwassen van geld en financiering van terrorisme. Artikel 2 van deze wet omschrijft het witwassen van geld als het legaliseren van opbrengsten van criminele activiteiten, zoals de deelname aan een criminele organisatie. De deelname aan een criminele organisatie wordt strafbaar gesteld op grond van artikel 187 van het Griekse Strafwetboek. Dit artikel bepaalt dat een gestructureerde en voortdurend actieve groep van drie of meer personen, die één of meer van de in het artikel opgesomde strafbare feiten pleegt, waaronder ook mensensmokkel, beschouwd wordt als een criminele organisatie. Tenslotte worden de vluchtelingenhulpverleners verdacht van spionage. Op grond van artikel 148 van het Griekse strafwetboek wordt een ieder die op een onrechtmatige wijze het bezit of de kennis van een staatsgeheim weet te verkrijgen, strafbaar gesteld.

Deze beschuldigingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de hulpverleners van de NGO ERCI vluchtelingen op een illegale wijze het grondgebied van Griekenland binnen smokkelen aan de hand van opsporings- en reddingsoperaties op zee. De Griekse autoriteiten beschouwen de NGO ERCI hierdoor als een criminele organisatie, waarbij de hulpverleners geld inzamelen namens de “criminele” NGO ERCI om hun opsporings- en reddingsoperaties op zee te bekostigen. Deze opsporings- en reddingsoperaties worden gepland aan de hand van het beluisteren van radiokanalen van de Griekse kustwacht en het Europees Grens- en kustwachtagentschap, Frontex, om te weten te komen welke boten in de Egeïsche zee voor de kust van Lesbos in gevaar zijn.

Wanneer de sancties van deze vier strafbaarstellingen binnen het Griekse wettelijke kader, namelijk mensensmokkel, witwaspraktijken, lidmaatschap bij een criminele organisatie en spionage, gecumuleerd worden, kan dit leiden tot een gevangenisstraf van 25 jaar. Hierbij is het relevant te vermelden dat het zesde lid van artikel 30 van de Griekse wet nr. 4251 een uitzondering maakt in het geval van de redding van personen op zee of het vervoer van personen die internationale bescherming behoeven. In dit geval gelden de sancties voorzien in artikel 30 van deze wet niet. Bovendien voorziet het tweede lid van artikel 288 van het Griekse strafwetboek een gevangenisstraf van maximaal zes maanden voor personen die in het geval van een ongeval of gevaar niet de verzochte hulp bieden en deze hadden kunnen bieden zonder zelf een aanzienlijk risico te lopen.

Het Europees en internationaal wettelijk kader
De potentiële sanctie van een gevangenisstraf van 25 jaar is in overeenstemming met het recht van de Europese Unie. De Richtlijn tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf heeft tot doel het verlenen van hulp bij illegale migratie te bestrijden (zie preambule). Om dit doel te verwezenlijken worden de lidstaten van de Europese Unie verplicht om personen, die derdelanders opzettelijk helpen om het grondgebied van een lidstaat binnen te komen op een wijze die in strijd is met de wetgeving van de betrokken staat, te sanctioneren (artikel 1, lid 1, (a)). Op grond van artikel 3 van deze Richtlijn moeten de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De Richtlijn tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf laat een uitzondering toe inzake het verlenen van humanitaire bijstand (artikel 1, lid 2). In dit geval hebben de lidstaten van de Europese Unie de keuze om humanitaire hulp al dan niet strafbaar te stellen. Zoals reeds vermeld heeft Griekenland deze uitzonderingsclausule ingeschreven in nationaal recht onder artikel 30, zesde lid van de Griekse wet nr. 4251.

De Richtlijn inzake de voorkoming en het gebruik van van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering stelt voorts het witwassen van geld strafbaar. Artikel 1, derde lid van deze Richtlijn definieert witwassen als de omzetting of overdracht van voorwerpen, wetende dat deze zijn verworven uit een criminele activiteit, met het oogmerk de illegale herkomst ervan te verhelen of te verhullen of een persoon die bij een dergelijke activiteit is betrokken, te helpen aan de juridische gevolgen van de daden van die persoon te ontkomen. De lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht op grond van artikel 1, tweede lid van deze Richtlijn witwaspraktijken te verbieden.

In het nieuwe migratie- en asielpact (2020) vormt de strijd tegen migrantensmokkel een belangrijke strategische doelstelling voor het tot stand brengen van een veiligheidsunie. De Europese Commissie wil aan de hand van een nieuw EU-actieplan tegen migrantensmokkel voor de periode 2021-2025 de criminele netwerken vermijden en bestrijden. De Europese Commissie schept verder ook duidelijkheid omtrent de strafbaarstelling van particuliere actoren in de richtsnoeren betreffende de samenwerking tussen de lidstaten inzake operaties die worden uitgevoerd door vaartuigen die eigendom zijn van of geëxploiteerd worden door particuliere entiteiten met het oog op opsporings- en reddingsoperaties (2020). In deze richtsnoeren stelt de Europese Commissie vast dat er passende strafrechtelijke sancties tegen mensensmokkelaars moeten worden getroffen, terwijl tegelijkertijd voorkomen moet worden dat degenen die humanitaire bijstand verlenen aan mensen in nood op zee worden gecriminaliseerd.

De richtsnoeren die zijn voorgesteld door de Europese Commissie zijn in overeenstemming met het internationaal recht. De United Nations Convention against Transnational Organized Crime en het daarbij behorende Protocol against the Smuggling of Migrants by Land, Sea and Air hebben tot doel mensensmokkel te voorkomen en te bestrijden. Daarnaast vormt het verlenen van bijstand aan personen in nood op zee een bindende verplichting voor staten, vastgelegd in het internationaal gewoonterecht en het internationaal conventioneel recht. Te denken valt aan de International Convention for the Safety of Life at Sea en de United Nations Convention of the Law of the Sea.

Doden op de Middellandse Zee
De Internationale Organisatie voor Migratie stelde vast dat maar liefst 896 mensen stierven tijdens de eerste helft van 2021 op de maritieme routes in de Middellandse Zee naar Europa. Met andere woorden, tijdens de eerste 6 maanden van 2021 stierven er gemiddeld 5 mensen per dag in de Middellandse Zee. Hoewel dit hoge dodental gedeeltelijk te wijten is aan COVID-19 gerelateerde maatregelen, spelen ook de wettelijke belemmeringen waarmee NGO’s, die reddingsoperaties uitoefenen op zee, geconfronteerd worden een rol. Deze wettelijke belemmeringen, zoals de strafbepalingen in het Griekse recht en de Europese Richtlijn tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf, leiden ertoe dat reddingsschepen in beslag worden genomen en er rechtszaken worden gespannen tegen de bemanningsleden van deze schepen, zoals onder andere tegen Pieter Wittenberg, Sarah Mardini, Nassos Karakitsos, Sean Binder. Deze belemmeringen resulteren in een minimale inzet van reddingsschepen op de Middellandse Zee. Volgens data van de Internationale Organisatie voor Migratie was er gedurende de eerste helft van 2021 gemiddeld slechts één reddingsschip werkzaam op de Middellandse Zee, terwijl er negen reddingsschepen vastgehouden werden in havens in afwachting van rechtszaken.

Ontmoedigingsbeleid
Deze wettelijke belemmeringen zijn een strategische keuze van de lidstaten en van de Europese Unie zelf. Ze maken deel uit van een breder ontmoedigingsbeleid om humanitaire acties voor vluchtelingen in nood tegen te gaan om op deze manier te voorkomen dat vluchtelingen de Europese Unie bereiken. Dit doen ze door vrijwilligers te vervolgen met hoge strafeisen, zodat er een afschrikwekkende werking van deze processen uitgaat. Zo werden er tussen 2015 en 2019 171 voorvechters van mensenrechten voor vluchtelingen vervolgd in 13 verschillende Europese landen op grond van mensenhandel en mensensmokkel. Verschillende mensenrechtenorganisaties bekritiseren deze trend. Zo stelt bijvoorbeeld Amnesty International dat de rechtszaak tegen de 22 vluchtelingenhulpverleners het perfecte voorbeeld is van “how authorities are misusing anti-smuggling laws to target activists and criminalize rescue. To detain dedicated volunteer humanitarians who helped people in need defies logic. People who selfless act in these ways should be lauded not imprisoned”.

Ook Human Rights Watch veroordeelt dit ontmoedigingsbeleid en geeft aan dat “solidarity with people fleeing persecution, war, and serious human rights violations should be encouraged and celebrated, not criminalized”. Uit een hoorzitting op 5 oktober 2021 tussen de United Nations Special Rapporteur on Human Rights Defenders, Mary Lawlor, en enkele mensenrechtenverdedigers uit Griekenland bleek dat het ontmoedigingsbeleid van de lidstaten en de Europese Unie zijn vruchten afwerpt. De gegronde vrees voor arrestaties en sancties zou activisten ervan weerhouden om humanitaire hulp te bieden aan mensen op de vlucht.

Op 18 november 2021 zal de strafrechtbank in Mytilini zich over de zaak buigen, de uitspraak wordt later dit jaar verwacht. Pieter Wittenberg, de Nederlandse activist uit Peers, rekent alvast op een goede afloop, “het redden en helpen van mensen mag immers geen misdaad zijn”.