Vonnis Vluchthaven: ontruimen mag, maar niet iedereen mag op straat belanden

3184

Op 4 juli jl. oordeelde de Rechtbank van Amsterdam dat de bewoners van de ‘Vluchthaven’ in Amsterdam het pand binnen vier dagen moeten verlaten. De gemeente is niet verplicht om alternatieve opvang te bieden aan de groep als geheel. Wel moet zij opnieuw beoordelen of de bewoners op individuele gronden recht op opvang hebben. 

Door Lieneke Slingenberg

Wat ging eraan vooraf?
Sinds begin december 2013 hebben ruim 100 vreemdelingen zonder verblijfsvergunning uit de groep ‘We are here’ opvang gekregen van gemeente Amsterdam in een oude gevangenis aan de Havenstraat (de Vluchthaven). De opvang in de Vluchthaven was een reactie op de protesten en demonstraties die de ‘We are here’ groep sinds september 2012 houdt in Amsterdam, onder meer door te verblijven in tentenkampen (aan de Nieuwe Herengracht en de Notweg) en in gekraakte panden (de ‘Vluchtkerk’, de ‘Vluchtflat’, het ‘Vluchtkantoor’, de ‘Vluchtmarkt’ en de ‘Vluchtgarage’). De vreemdelingen uit de ‘We are here’ groep protesteren tegen het feit dat hun asielverzoeken zijn afgewezen, terwijl ze niet kunnen of mogen worden uitgezet. Zie over de juridische achtergrond hiervan het blog van Thomas Spijkerboer uit maart 2013. Over de opvang in de Vluchthaven is een overeenkomst gesloten tussen de Vluchthavenbewoners en de gemeente waarin werd afgesproken dat de gemeente gedurende zes maanden zou voorzien in sobere opvang, bestaande uit ‘bed, bad en brood’. De bewoners zouden in die zes maanden werken aan een oplossing voor hun eigen situatie. Die oplossing kon bestaan uit terugkeer naar het land van herkomst of het voortzetten of afronden van een verblijfsrechtelijke procedure in Nederland. Het pand aan de Havenstraat was door het Rijk aan de gemeente beschikbaar gesteld tot 30 juni 2014. Op 13 juni 2014 heeft de gemeente de rechter toestemming gevraagd het pand te ontruimen. De rechtszaak draait om de vraag of de gemeente gehouden is om alternatieve opvang te bieden.

Wat is het standpunt van de gemeente?
Volgens de gemeente is ontruiming gerechtvaardigd, omdat met de Vluchthavenbewoners is afgesproken dat zij het pand na zes maanden zouden verlaten. Daarnaast moet de gemeente het pand weer opleveren aan het Rijk, die het pand wil verkopen. De gemeente vindt dat zij niet verplicht is om alternatieve opvang aan te bieden aan de groep als geheel. Wel zegt de gemeente toe dat zij alternatief onderdak zal aanbieden aan degenen die door de GGD als ‘kwetsbaar’ zijn aangemerkt (tot nu toe 6 personen), aan degenen die aangeven terug te willen keren naar hun land van herkomst (tot nu toe 8 personen) en aan degenen die recentelijk een herhaalde asielaanvraag hebben ingediend (tot nu toe 14 personen).

Wat zegt de Nederlandse wet- en regelgeving over opvang voor vreemdelingen zonder verblijfsvergunning?
Sinds de inwerkingtreding van de Koppelingswet in 1998, staat in de Vreemdelingenwet dat vreemdelingen zonder verblijfsvergunning geen recht hebben op verstrekkingen of voorzieningen (zie artikel 10 van de Vreemdelingenwet). Hierop bestaan slechts drie uitzonderingen: medisch noodzakelijke zorg en het voorkomen van inbreuken op de volksgezondheid, onderwijs en rechtsbijstand. Voor onderdak en voeding wordt dus geen uitzondering gemaakt. Ook in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), waaronder de daklozenopvang valt, is dan ook geregeld dat vreemdelingen zonder verblijfsvergunning niet in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang (zie artikel 8 Wmo). De Centrale Raad van Beroep (CRvB, de hoogste rechter in zaken die gaan over onder meer sociale zekerheid) heeft echter geoordeeld dat, onder bepaalde omstandigheden, het onthouden van opvang aan zeer kwetsbare vreemdelingen zonder verblijfsvergunning in strijd is met het recht op gezins- en privéleven dat wordt gegarandeerd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 20 oktober 2012 en 4 juni 2014. Een belangrijke vraag is dus wanneer een vreemdeling als ‘kwetsbaar’ moet worden aangemerkt. Deze vraag speelt ook een grote rol in het hier besproken vonnis.

Wat oordeelt de rechter?
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam stelt allereerst vast dat de bewoners van de Vluchthaven op grond van artikel 10 van de Vreemdelingenwet geen recht op opvang hebben. Artikel 8 EVRM kan dit uitgangspunt alleen in geval van bijzondere omstandigheden doorkruisen, met name als het gaat om kinderen en andere kwetsbare personen. Volgens de rechter zijn niet alle bewoners van de Vluchthaven zonder meer als ‘kwetsbaar’ aan te merken. De gemeente is daarom niet gehouden alternatieve opvang aan te bieden aan de groep als geheel. Of sprake is van kwetsbaarheid, moet op grond van de individuele omstandigheden van de bewoners van de Vluchthaven worden beoordeeld. De rechter is daar in de ontruimingsprocedure niet toe in staat, omdat de individuele informatie te summier is en er binnen een kort geding procedure geen ruimte is om daar nader onderzoek naar te doen. Daarom geeft de rechter de gemeente de opdracht individuele aanvragen om opvang opnieuw te beoordelen. Daarbij moet de gemeente een ruimere interpretatie van kwetsbaarheid hanteren dan zij tot nu toe heeft gedaan. Dit volgt volgens de rechter uit een recente uitspraak van de CRvB, van 4 juni 2014.

Waarom een ruimer criterium van kwetsbaarheid?
Volgens de rechter heeft de gemeente tot nu toe geoordeeld of een vreemdeling kwetsbaar is aan de hand van een ‘ziekenboeg-crisisopvangcriterium’. Daarmee wordt bedoeld dat alleen mensen die zo ziek zijn dat ze in een bed moeten worden verpleegd, in aanmerking komen voor opvang. Uit de uitspraak van de CRvB van 4 juni jl. volgt volgens de rechter dat dit criterium te beperkt is. In deze uitspraak oordeelde de CRvB dat opvang moest worden verleend aan een vreemdeling vanwege een combinatie van factoren. Naast de medische situatie, hechtte de CRvB veel belang aan de uitzichtloosheid van de situatie van de vreemdeling, omdat hij door zijn staatloosheid niet in staat is uit Nederland te vertrekken. De gemeente zal nu, aan de hand van deze uitspraak, de individuele situatie van alle bewoners van de Vluchthaven opnieuw moeten beoordelen.

Dus?
Uiteindelijk zal de gemeente dus aan vier categorieën Vluchthavenbewoners alternatieve opvang (moeten) bieden. Ten eerste aan de drie categorieën ten behoeve van wie de gemeente dit reeds had toegezegd (degenen die door de GGD op grond van het ‘ziekenboeg-crisisopvangcriterium als kwetsbaar zijn/worden aangemerkt, degenen die aangeven terug te willen keren naar hun land van herkomst en degenen die recentelijk een herhaalde asielaanvraag hebben ingediend (zie boven)). De vierde categorie betreft degenen die na een hernieuwde beoordeling, op grond van een combinatie van factoren, als kwetsbaar moeten worden aangemerkt. Omdat het er niet op lijkt dat ‘alle gedaagden daadwerkelijk van onderdak verstoken zullen blijven na ontruiming’, zal een collectieve ontruiming niet lijden tot een humanitaire ramp, aldus de rechter. De rechter verleent daarom toestemming voor de ontruiming. De advocaat heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar de ontruiming hoeft niet te worden uitgesteld totdat het hoger beroep is behandeld. Een verzoek daartoe namens de bewoners is door het gerechtshof afgewezen.