Oekraïners moeten toch asiel aanvragen

6916

Aanvankelijk werd gezegd dat vluchtelingen uit Oekraïne geen asiel in Nederland hoefden aan te vragen. In een brief van 30 maart aan de Tweede Kamer schrijft staatssecretaris Van der Burg echter dat deze groep toch een vereenvoudigde asielprocedure moet doorlopen om in aanmerking te komen voor tijdelijke bescherming. Wat zijn de gevolgen hiervan?

Door Marcelle Reneman

De meeste vluchtelingen uit Oekraïne hebben recht op tijdelijke bescherming, nu de Europese Unie de Richtlijn Tijdelijke Bescherming heeft geactiveerd. Dit betekent dat zij in de lidstaten van de Europese Unie een verblijfstitel krijgen en dat zij recht hebben op onder meer fatsoenlijk opvang, sociale bijstand en toegang tot de arbeidsmarkt en onderwijs. Zoals in ons eerdere blog ‘Tijdelijke bescherming van Oekraïners in Nederland’ is beschreven, heeft Nederland de Richtlijn Tijdelijke Bescherming in 2005 omgezet in Nederlands recht. Daarbij is ervoor gekozen om personen die tijdelijke bescherming genieten te behandelen als asielzoeker.

Het was dan ook opvallend dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (bijvoorbeeld in de uitzending van Nieuwsuur van 23 maart 2022) en de IND aangaven dat mensen die voor tijdelijke bescherming in aanmerking komen geen asielverzoek hoefden in te dienen. In plaats daarvan moesten zij zich bij de gemeente inschrijven in de Basisregistratie Personen (BRP) en konden zij bij de gemeenten terecht voor opvang. Hiermee werd voorkomen dat het aanmeldcentrum voor asielzoekers in Ter Apel verder overbelast zou raken.

Vereenvoudigde asielprocedure voor tijdelijk beschermden
Op 30 maart schrijft de staatssecretaris echter in een brief aan de Tweede Kamer dat vluchtelingen uit Oekraïne toch een asielaanvraag moeten indienen om in aanmerking te komen voor tijdelijke bescherming. De asielprocedure verloopt voor deze groep echter anders dan voor ‘gewone asielzoekers’. Met de inschrijving in de Basisregistratie Personen, komen de gegevens van vluchtelingen uit Oekraïne ook terecht in de Basisvoorziening Vreemdelingen. Daarmee raken deze vluchtelingen bekend bij de IND. De IND nodigt hen vervolgens uit om een afspraak te maken om formeel asiel aan te vragen en een bewijs op te halen waaruit blijkt dat zij recht hebben op tijdelijke bescherming.

De IND beoordeelt vervolgens of een persoon daadwerkelijk onder de doelgroep van tijdelijke bescherming valt. Daarbij is het bijvoorbeeld van belang vast te stellen wanneer de betrokkene Oekraïne verlaten heeft. Voor niet-Oekraïners (derdelanders) die uit Oekraïne gevlucht zijn moet worden bekeken of zij een verblijfsvergunning in Oekraïne hadden. Gezinsleden en familieleden van gevluchte Oekraïners moeten hun banden met en/of afhankelijkheid van die Oekraïner aantonen. De IND beoordeelt daarnaast of een persoon een gevaar is voor de openbare orde of de nationale veiligheid van Nederland. Daarvoor checkt de IND of de betrokkene geregistreerd staat in databases zoals het Schengen Informatie Systeem (SIS). In dit systeem staan de gegevens van onder meer personen die verdacht worden van een misdrijf of die daadwerkelijk een misdrijf in de Europese Unie hebben gepleegd. Personen die een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid zijn, kunnen van tijdelijke bescherming worden uitgesloten.

Wanneer de IND heeft vastgesteld dat een persoon recht heeft op tijdelijke bescherming, dan wordt de asielprocedure verder opgeschort. De IND gaat voorlopig geen gehoren afnemen over de redenen waarom de betrokkene uit Oekraïne gevlucht is, zoals normaal gesproken gebeurt. De brief van 30 maart vermeldt dat de asielprocedure hervat kan worden, wanneer de vreemdeling na afloop van de tijdelijke bescherming de asielaanvraag wil doorzetten.

Personen die uit Oekraïne gevlucht zijn, maar niet onder tijdelijke bescherming vallen (of niet kunnen aantonen dat zij recht hebben op tijdelijke bescherming), moeten via de normale procedure asiel aanvragen. Zij moeten zich melden in Ter Apel en worden door het COA opgevangen.

Asielaanvraag: Europese asielregels van toepassing
Als een persoon die recht heeft op tijdelijke bescherming asiel aanvraagt, dan betekent dit dat de Europese asielrichtlijnen en -verordeningen van toepassing zijn. De Opvangrichtlijn bevat bijvoorbeeld regels over de opvang van asielzoekers en de Asielprocedurerichtlijn geeft standaarden voor de asielprocedure. Deze Europese regels zijn van een veel latere datum (2013) dan de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (2001). Het is nog niet duidelijk hoe deze regels zich verhouden tot de Richtlijn Tijdelijke Bescherming: wat gaat er voor als de regels in twee richtlijnen elkaar tegen spreken? Het is nu nog moeilijk te overzien wanneer deze situatie zich voor zal doen. Één vraag komt wel direct naar voren: binnen welke termijn moet de IND beslissen over het asielverzoek van een persoon die tijdelijke bescherming heeft?

Termijn voor de beslissing op de asielaanvraag
De staatssecretaris gaat ervan uit dat de IND pas een beslissing hoeft te nemen over het asielverzoek van tijdelijk beschermden wanneer de maatregel van tijdelijke bescherming is beëindigd. De Vreemdelingenwet bepaalt inderdaad dat een beslissing over de asielaanvraag genomen moet worden ‘op een tijdstip gelegen tussen de ontvangst van de aanvraag en zes maanden na afloop van de tijdelijke bescherming’. Dit is in overeenstemming met de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, waarin staat dat ‘het onderzoek van een asielaanvraag die niet voor het einde van de periode van tijdelijke bescherming is behandeld, [..] na het verstrijken van die periode [wordt] voltooid (artikel 17 lid 2).

Tegelijkertijd bepaalt de Procedurerichtlijn dat de beslistermijn voor asielverzoeken zes maanden is. Deze termijn kan verlengd worden wanneer redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat binnen zes maanden  beslist wordt ‘door een onzekere situatie in het land van herkomst die naar verwachting tijdelijk is’. In dat geval moet er echter binnen maximaal 21 maanden een beslissing worden genomen op het asielverzoek (artikel 31 lid 5). Nederland heeft voor asielverzoeken van Oekraïners en van derdelanders afkomstig uit Oekraïne een besluitmoratorium afgekondigd. Dat betekent dat de termijn voor het beslissen op deze asielverzoeken met een jaar (en uiteindelijk tot een maximum van 21 maanden) wordt verlengd.

Het is nu onduidelijk of de beslistermijnen van de Procedurerichtlijn pas gaan lopen na afloop van de tijdelijke bescherming (die maximaal drie jaar kan duren) of al op het moment dat de asielaanvraag is gedaan. De Vreemdelingenwet gaat uit van het eerste scenario. Daarin staat zelfs dat de mogelijkheden voor verlenging van de beslistermijn van de Procedurerichtlijn na afloop van de tijdelijke bescherming kunnen worden toegepast. De totale duur van de asielprocedure zou dan maximaal 57 maanden kunnen duren (36 maanden tijdelijke bescherming plus maximale verlenging tot 21 maanden), dat is dus bijna vijf jaar. De rechter zal moeten uitmaken of dat juist is.

Een andere vraag is wanneer een tijdelijk beschermde asiel heeft aangevraagd: op het moment van de registratie in het BRP of op het moment van formele indiening van de aanvraag bij de IND. Deze vraag is relevant omdat een asielvergunning wordt verleend met ingang van de datum waarop de asielaanvraag is ingediend. Vanaf die ingangsdatum begint ook de termijn van vijf jaar te tellen, waarna de betrokkene een asielvergunning voor onbepaalde tijd kan indienen (die niet meer kan worden ingetrokken als de situatie in het land van herkomst verbetert). Daarnaast is de ingangsdatum van belang voor het verkrijgen van een status als langdurig ingezetene. Een asielzoeker (en een tijdelijk beschermde) heeft er dus belang bij dat de asielaanvraag zo snel mogelijk wordt ingediend.

Conclusie
De beslissing om vluchtelingen uit Oekraïne die voor tijdelijke bescherming in aanmerking komen een asielaanvraag te laten indienen, is in lijn met de Vreemdelingenwet 2000. De samenloop van de status van tijdelijk beschermde en die van asielzoeker roept echter allerlei juridische vragen op die in de komende tijd beantwoord zullen moeten worden.